Bij de Platen.
Zwaar weer. -
De storm is opgestoken, als waterwolven bestormen de baren het veege schip, krijschend fladderen de zeemeeuwen rond. Maar de koene, geharde zeelui verliezen den moed niet. Terwijl hun lippen een schietgebed prevelen tot de Ster der Zee, omklemmen zij met gespierde vuist het roer, ten einde het vaartuig voor het afwijken in verkeerde richting te behoeden.
Het is een in zijn verheven eenvoud aangrijpend tafereel, dat de schilder ons hier voor oogen voert. Wij zien het schip door de onstuimige golven heen en weer geslingerd, de kloeke zeerobben aan het roer, de heftig bewogen watervlakte, de fladderende vogels, en wij stamelen het stille gebed, dat de Almachtige het broze vaartuig voor den ondergang zal bewaren.