[Nummer 31]
Een praatje over de Chineesche taal.
Het Chineesche schrift is, gelijk men weet, ideographisch zooals onze cijfers. Het geeft begrippen weer en geen woorden. Ons cijfer ‘6’ b.v. stelt het begrip zes voor en niet het woord zes. Een Franschman toch zal het lezen six, een Rus cheste enz. En hij zal het lezen en begrijpen zonder een woord Nederlandsch te kennen. Het Chineesche schrift geeft alle begrippen weer. Zoo is er b.v. een teeken, dat ‘visch’ beteekent, dat het begrip visch bij ons opwekt. Om dat begrip door spreken uit te drukken, behoeft men noch Hollandsch noch Chineesch te kennen. Evenals het cijfer ‘6’ verschillend door Hollanders, Duitschers, Franschen enz. wordt uitgesproken, evenzoo het cijfer ‘visch’, door de Chineezen uitgevonden. De Chinees van Peking spreekt het uit yoe, die uit Sjanghai ny, de Nederlander kan het uitspreken visch, de Franschman poisson, de Duitscher Fisch, de Rus ryba, de Japanner ouwe, enz.
De Chineezen hebben op deze manier meer dan veertigduizend cijferteekens uitgevonden voor meer dan veertigduizend begrippen. Het is natuurlijk niet gemakkelijk die alle te leeren. Maar op de eerste plaats zijn een twaalfduizend voor alle behoeften voldoende en vervolgens zijn die cijfers niet moeilijker te onthouden dan woorden van een vreemde taal.
Het groote voordeel van dit beeldschrift is juist, dat het niet afhangt van de uitspraak der taal: men kan in een andere taal bijna evengoed lezen als in het Chineesch.
Men zal dus begrepen hebben, dat de Chineesche taal onafhankelijk is van het Chineesche schrift en dat hij, die het laatste goed kent, daarom van de eerste nog geen woord behoeft te kennen. Het is dus niet voldoende het Chineesche schrift te kennen, men moet ook de taal kennen, wil men die spreken.
Een Chineesche taal bestaat niet in den zin als bijv. een Nederlandsche taal. Er zijn in China wel een vijftiental Chineesche talen, die zooveel verschillen, dat de eene Chinees den ander niet kan verstaan. Indien er te Sjanghai een twist is onder zeelieden, waarin gewikkeld is een Chinees uit Peking, een uit Kanton, en een man uit Amoy, en de rechter, die hen ondervraagt, van Kansoe is, zijn er de volgende tolken noodig: een om het gesprokene van den man uit Peking in het Kantoneesch te vertalen en omgekeerd, een voor het Kantoneesch en de taal van Amoy, een voor de taal van Peking en die van Amoy en drie voor de taal van Sjanghai en respectievelijk de taal van den man uit Peking, Kanton en Amoy, opdat de getuigen te Sjanghai het gesprokene begrijpen.
Behalve de uitspraak verandert de klemtoon in de Chineesche taal den zin van het woord. Indien gij bijv. in de taal van Nanking zegt ma met eenigszins sleepende stem, zonder die te laten zakken, beteekent dat ‘moeder’, indien gij zegt ma op dezelfde wijze maar een quint of octaaf lager, beteekent het hennep; ma op vragenden toon uitgesproken wil zeggen ‘pond’, op bevestigenden toon uitgesproken beteekent het woordje ma ‘beleediging’, en kortaf uitgesproken ‘oude kous’. Zoo beteekent het woordje joe, op die vijf wijzen uitgesproken: ‘zooals’, ‘visch’, ‘regen’, ‘ontmoeten’ en ‘gamma’.