anders, als ik er achter wilde komen of hij het eerlijk meende? Ik heb alles goed bij mij zelve overlegd zoo gauw als ik hem op de paardentram ontmoette....’
‘Over wie spreek je nu eigenlijk, kind?’
‘Wel, van hem. Ik denk toch, dat Hedwig...’
‘Onzin; met Hedwig heb ik over je dwaasheden niet gesproken.’
‘O wee.... en ik dacht....’
‘Maar nu voor den dag er mee. Wie is die “hem,” dien ge toen op de paardentram ontmoet hebt?’
‘O, ik had het u al lang moeten zeggen, maar ik bezat er den moed niet toe.... Hij is ingenieur, papa, een knap ingenieur, hoofdingenieur te Hauchstadt.’
een ‘wallensteiner’, naar de schilderij van rulandt.
‘Wat?’
‘Ja, sedert gisteren. En hij houdt zooveel van mij, vadertje-lief.’
‘Ben je krankzinnig, Lucie?.... Achter mijn rug zoo iets te beginnen... Nu, 't is een mooie meneer, die hoofdingenieur. Hij heet immers Konrad Reising?’
‘Ja, papa,’ antwoordde Lucie, wier mond van louter verbazing een heele poos open bleef. ‘Maar, hoe weet u....’
‘O, ik weet nog meer, lichtzinnig kind. Die meneer de hoofdingenieur heeft niet alleen jouw hoofd op hol gebracht. Wie weet, hoeveel meisjes hier rondloopen, die allemaal....’
‘Maar papa, spreek toch, wat weet u dan?’
‘Nu, ik weet, en wel uit zijn eigen mond, dat hij ook met Hedwig Köhler....’
Verder kwam hij niet. Een schaterlach kwam over Lucies lippen.
‘Wil je voor den dit en den dat wel eens uitscheiden?’ riep hij eindelijk uit.
‘Maar, mijn goede, lieve, domme papa, die Hedwig Köhier ben ik.... U had mij zoo dikwijls gewaarschuwd, mij niet ter wille van mijn geld te laten trouwen, dat ik mij, toen ik hem leerde kennen en hij mij goed aanstond, als Hedwig Köhler heb voorgesteld en hem vertelde, dat ik juffrouw van gezelschap bij Teichmüller was....’
‘En hij heeft dat geloofd?’ vroeg papa Teichmüller wantrouwend, maar toch reeds als van een centenaarslast bevrijd.
‘Wel zeker,’ verklaarde zij lachend. ‘Uit liefde had u mij opgenomen.... mijn vader was een vriend van uw vader geweest, en zoo meer.’
‘Bedriegster,’ zei papa Teichmüller en probeerde tevergeefs een streng gezicht te zetten.
‘Och, papa,’ zei ze en vloog hem om den hals, ‘ik ben zoo blij, dat het er eindelijk uit is. En u zegt immers geen neen?’
‘Kind, kind,’ antwoordde hij, moeite hebbend om tot kalmte te komen, ‘ik kan maar niet zoo aanstonds.... Weet hij nu al, wie ge eigenlijk zijt?’
Zij knikte. ‘In het park heb ik het hem van morgen bekend. U sliep toen nog den slaap der rechtvaardigen.’
‘Of misschien ook niet,’ dacht papa en vroeg: ‘En hij was zeker wel erg in zijn schik?’
‘Dat nu juist niet,’ antwoordde zij. ‘Hij was erg ontevreden over het bedrog, en ik moest hem beloven....’
‘Wat?’
‘Dat ik hem nooit meer misleiden zou.’
‘En dat heb je gedaan?’
‘Dadelijk.... Het heeft mij lang genoeg verontrust,’ verklaarde zij dapper.
‘En mij bijna ongelukkig gemaakt, Lucie,’ zei hij zacht en kuste zijn dochter op het voorhoofd, opdat zij het trillen zijner mondhoeken niet zou zien.
‘U?’ vroeg zij ontsteld.
Nu vertelde hij van de genegenheid, die hij voor Hedwig Köhler had opgevat, en hoe verdrietig hij was geweest, sedert hij dien morgen met Konrad Reising had kennis gemaakt.
Toen hij ophield, fluisterde zij hem een paar woorden in het oor, waarop hij krachtig het hoofd schudde, maar hij kon het meisje niet tegenhouden....
Met kloppend hart zat hij nog altijd in zijn stoel en durfde zich niet verroeren. Nu naderden eindelijk schreden in de gang. Was het er maar één, of waren het er twee?.... Eindelijk werd er op de deur geklopt, en.... met van vreugde stralend gezicht schoof Lucie de blozende Hedwig naar binnen....
‘Mijn lief stiefmoedertje!’ riep zij en sloeg toen de deur weer dicht....
Tante Georgine was als door den donder getroffen, toen zij het bericht van haars broeders nieuw geluk vernam, hoewel zij het hem en Hedwig van ganscher harte gunde. Maar één was er, die tegen elf uur mijnheer Teichmüller wenschte te spreken en zich Konrad Reising noemde: die zette een nog meer verbaasd gezicht, toen hij eindelijk tegenover zijn toekomstigen schoonvader stond....
‘Ja, ja, wij kennen elkaar al, mijn waarde heer hoofdingenieur!’ zei papa Teichmüller opgeruimd. ‘Ik ben het werkelijk.’
‘De houthakker!’ fluisterde de arme Konrad ontsteld.
Maar nu kwam ook zijn bruid binnen en vertelde hem, welk een grootmoedig vaderhart deze ‘houthakker’ had.