De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18(1901)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Bij de kloosterintrede. I. Daar lag zij neergeknield, zacht fluistrend liefdezuchten, Haar maagdlijk oog deed wee van 't weenen afgemat. O, kon zij ieder woord, dat harer ziel ontvluchtte, Navliegen tot haar Lief, haar uitverkoren schat! Haar wijd-uitbloeiend hart verkleumde in koude luchten, Als eenzaam hare ziel versmachtte en bevend bad; Zijn Naam ontstak een brand van wondere genuchten, Doch Jesus hoorde niet, hoe innig lief ze 'em had. Maar plots - o zaligheid, die haar kwam overstroomen, Gelijk een adem zacht is Hij tot haar gekomen En fluisterde: Lief kind, wees Mijn beminde bruid! Toen dreigde 't vlammend hart ten boezem uit te breken, Haar stemme stokte als zij haar vreugden uit wou spreken, En schreiend: ‘O geluk!’ borst ze in ontroering uit! II. Zoo had heur hakend hart 't dan eindelijk vernomen, De lieve Jesus had haar kuischen wensch verhoord, Een zonnegloed gelijk had haar zijn glans omgloord, Als liefdegeurend Hij glimlachend was gekomen. En op haar voorhoofd blank, in teeder bevend schromen, Had zij den kus gevoeld van den Geliefde. 't Woord: ‘Lief kind, kom, wees de bruid van Dien gij uitverkoort.’ Vervulde hare ziel met louterende stroomen. Eene andere Synamiet, haar smachtende verlangen Zong liefde-juichend nu, luidop zijn zegezangen. Op uitgespreide rozen, met haar Lief alleen In kuisch omhelzen vast in Jesus' arm gesloten, En aan de liefdewel, uit 't Godd'lijk hart gevloten, Haar dorst te laven, dit nog wenschte zij, dit één. Heeswijk. R.G.W.H. Greven, Ord. Praem. Vorige Volgende