De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18
(1901)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd‘De Heilige der onmogelijke dingen.’Dezen naamGa naar voetnoot1) heeft in Italië de heilige verkregen, wier afbeelding men vindt op deze bladzijde. De H. Rita van Cascia werd in het jaar 1381 te Rocca Porrena in Italië geboren. In 1393 trad zij, voornamelijk om aan haar ouders te gehoorzamen, in het huwelijk. Na den dood van haar echtgenoot en haar beide zoons vroeg zij om opgenomen te worden in het klooster der zusters Augustinessen van Cascia. Na eenige malen te zijn afgewezen, omdat zij weduwe was, werd zij op omstreeks 34jarigen leeftijd op wonderbare wijze door haar drie beschermers: den H. Joannes den Dooper, den H. Augustinus en den H. Nicolaas van Tolentijn des nachts het klooster van Cascia binnengevoerd. Daar leidde zij een leven van versterving, overweging en gebed. Bekend is - een schilderij van Tito Troya heeft de herinnering daaraan be waard - dat haar eens onder het gebed een doorn uit de kroon des Zaligmakers kwam wonden. De heilige behield deze wonde, welke haar veel pijn veroorzaakte, geheel haar leven, en stierf in geur van heiligheid, in den ouderdom van 74 jaren. Op den feestdag van O.H. Hemelvaart in het vorig jaar werd de H. Rita gecanoniseerd. De St.-Pieterskerk was voor die gelegenheid - het was tevens de heiligverklaring van Jean-Baptiste de la Salle - op grootsche wijze versierd. Pater Van Etten, procurator-generaal der Augustijnen, zegt in zijn leven van de H. Rita hierover:Ga naar voetnoot2) ‘Op acht uur was de aanvang der plechtigheid gesteld. Wij traden den indrukwekkenden tempel binnen. Overstelpend is het prachtige tafereel. Boven de architraaf van de kroonlijst, in de geheele lengte van het middelschip tot aan de apsis der kerk, gaat een reeks van op- en afdalende geschilderde versierselen, waarin bloemfestoenen slingeren tusschen kandelabers, die brandende waskaarsen dragen; en eveneens in de rondte, boven de kroonlijst van den koepel. Het is een lengte van meer dan 700 meters. In de kroonlijst zelve gaat een tweede rij van brandende lichten, die de lijn dier lijst nogmaals over de geheele lengte van meer dan 700 meters volgt. ‘Boven en beneden de talrijke nissen, die in twee rijen tusschen de pilasters der reusachtige kolommen van de geheele lengte der kerk voortloopen, zijn versierselen in fraaien en smaakvollen vorm aangebracht, die brandende lichten dragen. Zoo prijkt elke nis met niet minder dan acht en twintig lichten. Onder aan den voet van de laagste rij nissen ziet men beneden elke nis rijke en smaakvolle korven of liever schulpen, die in kwistigen overvloed met uitgelezen keur van rozen en allerlei kunstbloemen zijn gevuld. ‘In het midden der bogen tusschen de kolommen der middelbeuk, zijn tien groote en prachtige schilderstukken opgehangen. Zij stellen drie mirakelen der H. Rita voor: dat van den wonderbaren geur, die na zooveel eeuwen nog steeds van tijd tot tijd haar onbedorven lichaam verspreidt; dat van Elisabeth Bergamini een blind meisje van zeven jaren, hetwelk plotseling het gezicht herkrijgt door de tusschenkomst der H. Rita; dat eindelijk der plotselinge genezing van Cosmas Pellegrini op hoogen leeftijd en in stervensgevaar door de verschijning der H. Rita. | |
[pagina 152]
| |
‘Twee mirakelen van den H. Joannes-Baptista de la Salle waren mede op het doek gebracht.... ‘Buitendien waren er vijf geschilderde zinnebeelden van de vijf deugden, geloof, hoop, liefde, matigheid en geduld, waardoor de twee heiligen vooral hebben uitgemunt. ‘Deze tien schilderstukken waren prachtig omlijst door draperieën van zwaar rood fluweel, afgezet door gouden franjes, koorden en kwasten, en bevestigd aan een in relief gebeeldhouwde en schitterend vergulde dwarsstang, boven welker midden het vergulde wapenschild der heiligen uitstak. Rondom elk dezer allerfraaiste versieringen hingen drie en twintig kristallen kroonlusters met brandende waslichten. Achter in de kerk boven den ingang liep de dubbele rij lichten boven en in de kroonlijst door. In de drie ramen waren drie transparanten, waarvan het middelste het wapen van Paus Leo XIII en de twee andere de zinnebeelden van de Wijsheid en de Voorzichtigheid te aanschouwen gaven. ‘Boven de Confessie liep langs de drie zijden in de bogen der hoofd- en zijbeuken een rij kristallen kroonlusters met brandende waslichten. ‘Aan de drie zijden daalden uit het midden van den boog festoenen van kristallen kroonlusters af tot aan de kapiteelen der kolommen en vervolgens in rechte lijn aan zes kanten naar beneden. ‘In den achtergrond van het priesterkoor rees de pauselijke troon gevormd door prachtig goudlaken in ruime plooien. Daarover heen vielen draperieën van zwaar rood fluweel, die den baldakijn omgaven. De plooien worden aan de zijden tot tweemaal door vergulde engelen opgenomen en vormen met hun dubbelen val aldus een breede tent of sluiting met gouden koorden, kwasten en franjes getooid. Boven den troon in een diepte is een majestueus schilderstuk aangebracht van elf meters hoogte, dat de H. Drievuldigheid voorstelt. Het is omgeven door engelen. Groepen van lampen met geschikte reflectors, voor het oog verborgen, wierpen een helder licht op het doek. Rondom flonkeren vijftien sterren, elke gevormd door twaalf electrische lichten met een sterker en grooter licht in het midden. Achter elk dier sterren schiet een bundel van vergulde stralen uit. In de vensterbanken, naast den trcon, verheffen zich aan beide zijden twee reusachtige kandelabers vol electrische lampen. In het geheel schitteren er zeshonderd electrische lichten, vierhonderd kristallen lusters en branden er volgens de opgave van de Voce della Verità twaalf duizend waskaarsen, behalve de duizend waskaarsen, die in de processie werden rondgedragen. Aan de vooren de achterzijde van het pauselijk altaar prijkt een kostbaar nieuw antependium, hoog opgewerkt met borduursel in gouddraad, volgens kunstteekeningen van Rafaël. De wapenen van den Paus en van de beide Heiligen zijn met gekleurde zijde en met goud allerfijnst en allerschoonst gestikt. De nieuwe koorkap, het nieuwe kasuifel, de twee nieuwe dalmatieken, het humerale en praecinctorium (ornaat eigen aan den Paus), voor deze gelegenheid vervaardigd, munten uit door keur van teekening, kunst, fijnheid en zuiverheid van be werking, kostbaarheid, pracht en geschiktheid van stof.’
keulen van deutz uit gezien.
De heiligheid van Rita da Cascia blijkt ons voornamelijk uit de groote menigte mirakelen, welke zij tot op onze dagen blijft uitwerken. Ofschoon zij reeds in 1457 is overleden, vind ik in een novene, door bovengenoemden pater Van Etten uitgegevenGa naar voetnoot1), mirakelen, welke door haar gedaan zijn in 1888, 1895, 1896 (tot drie toe) en 1897. De wonderen van de heilige dragen alle het kenmerk van een bijzonder machtsvertoon en van een liefdevolle, persoonlijke tusschenkomst. Om niet te veel van de aandacht der lezers te vergen, moge het verhaal van een mirakel, in 1897 geschied, volstaan. Pater Van Etten verhaalt dit op de volgende wijze: ‘Een gezwel aan een knie kwelde reeds sedert haar vroegste jaren de dochter van Sebastianus Giannali, koopman te Bari. De geneesheeren der stad waren het niet eens over den aard der kwaal. Toen nu de beroemde dokter Joseph Zuccaro hierover geraadpleegd werd, vond hij er het beenbederf en achtte het noodig dit door een heelkundige operatie te verwijderen. De familie nam, geheel terneergeslagen, haar toevlucht tot het gebed en op aanraden eener kloosterlinge hielden allen een novene tot de H. Rita. ‘De genade werd echter niet verkregen. De operatie geschiedde en het scheenbeen werd bijna geheel gescheiden van het dijbeen. De knieschijf werd als het ware geheel verwijderd. Van het scheenbeen werden vier duim en even zooveel van de dij afgenomen. De beide beenderen werden daarop vereenigd, zoodat het gewricht geheel verloren was. De geneesheeren konden om de moeilijkheid der operatie voor de zekerheid der genezing niet instaan; zij zeiden dat het meisje veel moest lijden. ‘En zeker, de ongelukkige leed zeer veel door de hevige koorts, door de snerpende smarten en door de uiterste zwakheid. ‘Den volgenden dag vroeg het meisje, dat tot dusverre den mond niet geopend had wegens de hevige smart, om de afbeelding der H. Rita, die zich in het vertrek bevond, en begon te zeggen: ‘O, gelukzalige Rita! ach verwerf mij toch genade, want ik lijd zooveel. Het is waar, ik ben ondankbaar te uwen opzichte geweest; want terwijl de overigen de noveen baden, was ik verstrooid en bekreunde ik mij weinig om te bidden. Maar thans erken ik mijn verkeerdheid en smeek u om vergiffenis. Ach! doe mij de genade, want ik kan het lijden niet meer uithouden.’ En toen nu de aanwezigen tot haar bed naderden, zeide zij: ‘Maakt ruimte; nu komt zij!’ - ‘Wie?’ vroegen zij. - ‘Het is een kloosterzuster,’ antwoordde zij. - ‘Van welken kant komt zij?’ - ‘Daar, van uit die deur.’ - ‘Wat doet zij?’ - ‘Zij komt rondom mijn bed en komt bij mij zitten.’ - Nu bleef het meisje onbeweeglijk, als luisterde het naar een gesprek. Kort daarop zeide zij: ‘Wat hebt gij met behulp der heilige geneesheeren aan mijn been een goede zetting gegeven. Zij heeft er haar beminnelijke handen opgelegd en mij genezen.’ En toen de anderen tranen stortten, zeide zij: ‘Weent niet, maar weest allen blij. Ziet gij niet, hoe blij ik ben, die zoo groote gunst heb ontvangen? Ik lijd niet meer. De zalige Rita heeft mij gezegd, dat na drie dagen mijn kwaal geëindigd zal zijn. Met het genezen been zal ik zonder hinder kunnen dansen, springen en loopen.’ ‘Zoo geschiedde het ook. Na drie dagen verliet het meisje geheel genezen haar bed. Maar het wonderbaarste was, dat het rechterbeen, waaruit men bijna een palm been had gesneden en dat dus, ofschoon genezen, korter moest blijven en stijf moest zijn, even lang was als het linkerbeen en evenals dit beweeglijk en gezond was.’ Ik meende, dat het niet van onpas was, na de feesten, welke dezer dagen in de kerken der paters Augustijnen van ons land gevierd zijn naar aanleiding van de canonisatie der H. Rita, een woord over die heilige te spreken. Wellicht ben ik er in geslaagd, bij dezen of genen devotie op te wekken tot de ‘Heilige der onmogelijke dingen.’
p.f.H.H.M.T. van der Vloodt, O.E.S.A. |
|