Bij de Platen.
Vaarwel aan het oude huis. -
Vijftig jaar geleden hebben zij als man en vrouw het huis betrokken, waarin zij gelukkige en droevige dagen hebben doorgebracht, waarin voorspoed en tegenspoed hen afwisselend hebben bezocht. Wat al herinneringen zijn er in den loop der jaren aan verbonden, hoe lief is hun elk hoekje geworden. Neen, ze zouden het niet voor een koningspaleis willen verruilen....
Thans, op hun ouden dag, dwingt de harde noodzakelijkheid hen tot gaan. Hoe zuinig zij het ook aanleggen, zij kunnen de huur niet meer opbrengen, en na lang aarzelen zijn ze naar een bescheidener woning gaan omzien.
De dag van vertrek is aangebroken, voor de laatste maal hebben ze alle vertrekken, alle zoo dierbaar geworden plekjes bezocht van het huis, waar zij het liefste deel van hun zelf zullen achterlaten. De oude man strompelt de uitgesleten treden af; zijn vrouw sluit de deur, en als de sleutel voor de laatste maal in het slot knarst, stijgt uit haar hart een snik van onuitsprekelijken weemoed op.
Arme oudjes, hoe tragisch is uw in stilte gedragen lot, tragischer dan de smart van velen, die zich in luid misbaar en gejammer uit!