[Nummer 14]
De marteling van den H. Joannes.
Den 6en dezer maand gedenkt de H. Kerk de marteling en wonderbare behoudenis van 's Heeren apostel Joannes, welke gedachtenisviering aanleiding gaf tot de opname eener reproductie naar een van de beroemdste werken onzer Nederlandsche schilderschool. Het is een deel - rechter binnen vleugel - van de tryptiek, die Quinten Massijs in 1511 voltooide voor het altaar van het schrijnwerkersgilde in de O.-L.-Vrouwekerk te Antwerpen en die thans terecht gesteld is op een eereplaats in 't museum der stad. Met Quinten Massijs toch begint de bloei der Antwerpsche school, nadat te Brugge en te Gent de glans der Gothieken had uitgestraald en den naam der Residentie Rogier's roem groot gemaakt.
Met Massijs neemt een nieuwe periode in de Nederlandsche kunst een aanvang; men begint, geleerd door het voorbeeld der Italianen, de schoonheid van het menschelijke als kunstelement meer te waardeeren en te trachten naar nieuwe effecten, door verwezenlijking der in den vreemde verworven inzichten. Beter dan zijn tijdgenooten wist Massijs ze tot wel overwogen, artistieke werking te brengen en, met behoud van het beste der oude traditie, den eigen-aard zijner kunst zuiver te bewaren.
De beide binnen-vleugels, waarvan ééne hier gereproduceerd is, behooren tot de meest kenmerkende uitingen van Massijs' talent: de twee stoere kerels op den voorgrond, werkend met duivelenwoede om de olie in den ketel te stoken tot kook-hitte, zijn van zóó fel realistische uitbeeldingskracht, zóó karakteristiek Vlaamsch van opvatting, met zóó zorgvolle uitvoerigheid en toch forsche breedheid behandeld als geen modern realist het den ouden meester verbeteren zou.
Ook de houding en gelaatsuitdrukking van den H. Joannes is innig waar van menschelijkheid: een gelaten martelaar te midden der menigte, saâmgeloopen om den Christen te zien branden, nieuwsgierig aan te staren het stuiptrekken zijner stervende leden, te grijnslachen bij 't laatste angstgeschrei uit zijn verschroeide borst.
Laaiend lekken de vlammen het metaal en in gespannen aandacht speuren de beulen op het gelaat van den lijder het eerste samenwringen der spieren in onduldbare pijn. En wijl de kokende massa borrelend en bruisend zijn leden omspat, blijft vreezeloos de heilige; hij ziet niet de tergende tronies, hij hoort de krijschende kreten niet en 't triomfantelijk steken der klaroenen; diep in den glans van den wijd-open Hemel schouwt hij zijn verheerlijkten Meester, en, oogen en handen geheven ten gebede, smeekt hij in twijfelloos vertrouwen den Vriend, Die machtig is hem te helpen - en nu vermogen vuur noch vlammen te deren den leerling, dien Jesus liefheeft.
De verbeelde gebeurtenis had plaats in het jaar '95 onder de regeering van keizer Domitianus, die den wonderbaar behoudene verwees naar het eiland Patmos, waar God zijn ballingschap verzaligde door het gezicht der hemelsche visioenen, welker beschrijving ons in het Boek der Openbaringen is bewaard gebleven.
M.V.
Museum Antwerpen.
Photogr. Braun, Clément & Co., Parijs. Dornach i.E., New-York.
sint joannes in de kokende olie, naar quinten massiis.