Mei de stad met het overschot van zijn leger had verlaten, om den zetel der regeering naar San Luis Potosi over te brengen. Een door generaal Forey bijeengeroepen vergadering van notabelen, bestaande uit 215 personen, proclameerde het Mexicaansche keizerrijk en bood, op aansporen van Napoleon III, den Oostenrijkschen aartshertog Maximiliaan de keizerskroon aan.
Aartshertog Ferdinand Jozef Maximiliaan, den 6en Juli 1832 te Weenen geboren, was de tweede zoon van aartshertog Frans Karel en een broer van keizer Frans Jozef. Hij legde zich op het zeewezen toe, bezocht sedert 1850 de kustlanden der Middellandsche Zee, kreeg in 1852 het commando over de korvet Minerva en trad in 1854 als admiraal aan het hoofd der Oostenrijksche marine, die onder zijn leiding aanmerkelijk versterkt werd. In 1855 maakte de aartshertog een reis naar Grieken land, Syrië en Egypte, bezocht in 1856 Parijs en de marine inrichtingen te Cherbourg, Havre en Calais en leerde op de terugreis te Brussel prinses Charlotte, een dochter van koning Leopold I, kennen, met wie hij in 1857 in het huwelijk trad, nadat hij te voren tot gouverneur generaal van het Lombardijsch-Venetiaansch koninkrijk was benoemd. In den winter van 1859 vergezelde hij zijn gemalin naar Madeira en ondernam van daar uit een reis naar Brazilië. Na zijn terugkeer verbleef hij meestentijds opzijn kasteel Miramar bij Triëst, tot de gebeurtenissen, aan de verovering van Mexico door de Franschen verbonden, hem noopten, uit zijn eenzaamheid te voorschijn te komen.
Toen een deputatie uit Mexico hem te Miramar de keizerskroon kwam aanbieden, verklaarde hij zich bereid die te aanvaarden. Den 9en April 1864 deed hij afstand van zijn rechten op den Oostenrijkschen troon, scheepte zich, na te Rome den zegen des Pausen te hebben ontvangen, den 14en April met zijn gemalin te Civita Vecchia in, landde den 28en Mei te Veracruz, en hield den 12en Juni zijn intocht in de hoofdstad Mexico.
In een reeds vroeger te Miramar gesloten verdrag had keizer Napoleon zich verplicht, 25.000 man in Mexico te laten, tot Maximiliaan uit vreemdelingen en Mexicanen een eigen leger zou hebben georganiseerd. Maar Maximiliaan kon geen vasten voet krijgen in het land en de onder president Juarez strijdende republikeinsche partij niet onderwerpen. Wel was Juarez dikwijls gedwongen, naar het uiterste Noorden te vluchten, maar hij kwam telkens weer terug en behaalde ten slotte belangrijke voordeelen.
De toestand van Maximiliaan werd sedert het einde van den secessie oorlog in de Vereenigde Staten hopeloos. De Unie weigerde niet alleen hem te erkennen, maar beschouwde Juarez en de republiek als de rechtmatige regeering des lands. Bovendien oefende het kabinet te Washington een zoo sterken druk op Napoleon III uit, dat deze zich in April 1866 verbond, al zijn troepen in drie halfjaarlijksche afdeelingen vóór November 1867 uit het land terug te trekken. Reeds den 16en Maart 1867 scheepten zich de laatste Fransche soldaten te Veracruz in.
de boetekapel van keizer maximiliaan op den cerro de las campanas bij queretaro in mexico.
In den zomer van 1866 was keizerin Charlotte naar Europa gegaan, om Napoleon te smeeken, haar echtgenoot niet aan zijn lot over te laten, maar de keizer der Franschen bleef, uit vrees voor de Vereenigde Staten, doof voor haar smeekingen. Hierop verviel de keizerin in een toestand van krankzinnigheid, waarin de rampzalige vorstin, die te Laeken bij Brussel haar verblijf houdt, thans nog verkeert.
Alleen de provinciën en steden Mexico, Puebla, Queretaro en Veracruz waren in het begin van 1867 nog aan het gezag van keizer Maximiliaan onderworpen. Reeds den 2en April evenwel nam de Mexicaansche generaal Porfirio Diaz stormenderhand Puebla in. De keizer trok zich nu met zijn aanhangers in de bergstad Queretaro terug en verdedigde zich daar tot het uiterste, maar viel door het verraad van kolonel Lopez den 15en Mei in handen van generaal Escobedo. Een krijgsraad veroordeelde den 14en Juni keizer Maximiliaan en zijn beide generaals Miramon en Mejia ter dood, en vijf dagen later werden zij doodgeschoten. De keizer stierf met man nelijken moed als een Habsburger en Christen.
Alsnu opende den 21en Juni de stad Mexico haar poorten voor generaal Porfirio Diaz, en vier dagen later gaf ook Veracruz zich over. Hiermee was de republiek in Mexico hersteld en werd Juarez in binnen- en buitenland als president erkend.
Een uitzondering slechts maakte Oostenrijk, dat den moord, op den broeder des keizers gepleegd, niet kon vergeten, alle diplomatieke en handelsbetrekkingen met Mexico afbrak en tot op onze dagen niet weer aanknoopte.
De regeering van Mexico nu heeft den eersten stap tot verzoening gedaan, door op de plaats, waar de ongelukkige keizer werd doodgeschoten, de Cerro de las Campanas bij Queretaro, een boetekapel op te richten. Toen de keizer van Oostenrijk met dezen stap was in kennis gesteld, vaardigde hij den vorst zu Khevenhüller-Metsch en den vorst zu Fürstenberg af, om de plechtige inwijding der kapel bij te wonen en een altaarschildering, door keizer Frans Jozef voor de boetekapel bestemd, over te brengen.
Tot eer van het Mexicaansche volk moet worden gezegd, dat het de nagedachtenis van keizer Maximiliaan in godvruchtige herinnering heeft gehouden. Den 19en Juni van ieder jaar, den sterfdag des keizers, ondernemen vele Mexicanen uit alle standen een bedevaart naar den Cerro de las Campanas, om een krans te leggen op den steen, die de plaats aanduidt, waar Maximiliaan den geest gaf. Zelfs in de hoofdstad Mexico, den zetel der regeering, wordt die dag herdacht en voor de zielerust des keizers een H. Mis opgedragen. Ook te Cuernavaca, de hoofdstad van den staat Morelos, zijn de Borda tuin, het lievelingsverblijf van keizerin Charlotte, en het jachtslot (Casa de Emperador Maximilian) nog in onze dagen druk bezochte bedevaartplaatsen der Mexicanen.
Het stoffelijk overschot van keizer Maximiliaan, door de regeering van Mexico aan den Oostenrijkschen admiraal Tegetthoff uitgeleverd, werd den 18en Januari 1868 in het keizersgraf in de Capucijnenkerk te Weenen bijgezet. Een standbeeld van Maximiliaan werd in 1871 op het voornaamste plein te Hietzing bij Weenen opgericht, en in 1875 een bronzen beeld op de Piazza Giuseppina te Triëst voor den ongelukkigen keizer onthuld.