Napoleon in de jaren 1813 en 1814.
Nadat in 1812 Napoleons leger in de steppen en sneeuwvelden van Rusland was vernietigd, verbond Europa zich om het juk van den geweldenaar af te schudden. Maar reeds in het voorjaar van 1813 had Napoleon weer een talrijk leger in het veld gebracht, vertrok den 15en April van Parijs naar Mainz, nam het opperbevel op zich en versloeg de verbonden Pruisisch-Russische legers den 2en Mei bij Gross-Görschen, den 20en en 21en Mei bij Bautzen. Toch achtte hij het geraden, de bemiddeling van Oostenrijk aan te nemen en den 4en Juni een wapenstilstand te sluiten, waarop te Praag vredesonderhandelingen werden geopend.
Tevergeefs trachtte Napoleon de bondgenooten te scheiden en Oostenrijk voor zich te winnen. Ten slotte stelde men hem een ultimatum, dat hem de Rijngrens en Italië liet, en toen Napoleon dit van de hand wees, trad ook Oostenrijk tot het bondgenootschap toe, dat reeds tusschen Pruisen, Rusland, Zweden en Engeland was gesloten.
Nu begon de oorlog opnieuw. Den 26en en 27en Augustus bevocht Napoleon bij Dresden een schitterende overwinning op de bondgenooten, terwijl zijn maarschalken en generaals bij Grossbeeren, aan de Katzbach en bij Kulm werden verslagen. De verbondenen rukten van alle kanten nader, en de beslissende slag van den 16en tot den 18en October te Leipzig, als de Volkerenslag in de geschiedenis bekend, eindigde met een volkomen nederlaag der Franschen. Napoleon moest den terugtocht naar Frankrijk aanvaarden. Nadat hij den 30en en 31en October bij Hanau den Beierschen generaal Wrede, die hem den weg wilde versperren, had verslagen, bereikte hij de Rijngrens. Maar zijn leger was op door onophoudelijke gevechten, ziekten en ontberingen. Toch was de eerbied voor Napoleons naam zoo groot, dat de bondgenooten voor den Rijn bleven staan en te Frankfort nieuwe onderhandelingen aanknoopten. Zij verklaarden zich bereid, Frankrijk zijn natuurlijke grenzen, den Rijn, de Alpen en de Pyreneën, te laten, en eischten slechts, dat Napoleon van alle gezag over Duitschland, Holland, Spanje en Italië zou afstand doen en het herstel der oude dynastieën in die landen zou erkennen. Toen hierop een ontwijkend antwoord volgde, bezetten de verbondenen in December Zwitserland en Holland en trokken in Januari 1814 over den Rijn, de Pruisen onder Blücher op Nieuwjaarsdag bij Kaub, de Russen onder Winzigerode den 13en Januari bij Dusseldorf.
Dezen laatsten overtocht brengt onze gravure op blz. 100 in beeld. Scherp teekent zich op den achtergrond de silhouette der stad tegen den somberen hemel af. Op den voorgrond zijn wij van een levendig schouwspel getuige. Het inschepen van manschappen en geschut is uitmuntend weergegeven, karakteristiek vooral is het type van den Kozak met zijn breede muts, langen mantel en langen baard, - beeld van stoere, onverzettelijke kracht.
Napoleon hoopte nog, dat zijn schoonvader, de keizer van Oostenrijk, te zijner gunste zou tusschenbeide komen, maar de laatste hoop verdween, toen Metternich in een brief aan den Franschen gezant Caulaincourt schreef: ‘Indien een onzalige verblinding den Franschen keizer voor de stem van zijn volk en voor die van geheel Europa doof mocht maken, dan zal mijn keizer het lot zijner dochter wel beklagen, maar daarom den tocht van zijn leger naar Parijs niet tegenhouden.’
Na de eerste gevechten op Franschen bodem, te Brienne op 29 Januari en te La Rothière op 1 Februari, werd opnieuw een vredescongres te Châtillon geopend, en de verbondenen verklaarden zich bereid, Frankrijk de grenzen van 1792 te laten. Maar de keizer, die na eenige voordeelen op Blücher behaald te hebben, zijn ouden overmoed had teruggekregen, wees de voorslagen af en wilde enkel op den grondslag der bepalingen te Frankfort onderhandelen. Van alle kanten drongen nu de legers der bondgenooten naar Parijs op, en de bloedige veldslagen bij Barsur Aube, 27 Februari, Laon, 7 en 9 Maart, en bij Arcis sur-Aube, 20 en 21 Maart, vielen ongunstig voor de Fransche wapens uit.
Napoleon nam nu het wanhopig besluit, zich in Lotharingen in den rug zijner vijanden te werpen en hun verbindingen met den Rijn te bedreigen, waardoor hij hoopte hen tot den terugtocht te nopen. Maar de verbondenen vergenoegden zich er mee, hem een observatie-korps na te zenden, en trokken met hun hoofdmacht verder naar Parijs, dat zich den 31en Maart aan hen overgaf.
Op het bericht, dat de vijand de hoofdstad naderde, ijlde Napoleon er heen, maar kwam eenige uren te laat voor de capitulatie en trok zich naar Fontainebleau terug. Nadat de Senaat den 3en April de vervallenverklaring van den keizer had uitgesproken, deed Napoleon afstand ter gunste van zijn zoon; toen dit werd verworpen, deed hij onvoorwaardelijk afstand. Daarentegen zou hij het eiland Elba als souverein en een jaarrente van twee millioen franks ontvangen; ook mochten 400 man van zijn garde hem als vrijwilligers volgen. Den 20en April verliet Napoleon Fontainebleau, scheepte zich den 28en in en landde den 4en Mei op Elba.
Napoleons ontsnapping van dit eiland in Februari 1815, zijn zegevierende tocht door Frankrijk, de geschiedenis der Honderd Dagen, eindigend met de nederlaag te Waterloo, zijn verbanning naar St. Helena, waar hij den 5en Mei 1821 stierf, zijn te algemeen bekend, dan dat wij die hier nog behoeven te schetsen.