Hartelijk was de ontvangst, die wij in het huis der bruid vonden. Hier zaten reeds alle door bruid en bruidegom genoodigde gasten om de ‘vroegsoep’, - een zeer respectabel ontbijt, dat uit soep met worst, gebraden rundvleesch met zuurkool en pannekoeken bestond. Ook aan wijn ontbrak het niet, en wij lieten ons de voortreffelijke gerechten uitstekend smaken.
Maar hoe wij ook rondkeken, bruid en bruidegom kregen wij nog niet te zien. Reeds wilden wij naar hen vragen, toen plotseling de kamerdeur openging en een oude vrouw, ‘de wilde bruid,’ klagend en schreiend binnenkwam en tegen het voorgenomen huwelijk protesteerde. Met een vloed van woorden vertelde zij aan den bruidsjonker, die op haar toe was getreden, dat zij de echte bruid was, liet hem verwelkte bloemen, allerlei geschenken en oude brieven zien, die zij voorgaf van den bruidegom te hebben ontvangen, en hield stokstijf vol, dat deze al wel honderd keer haar beloofd had, met haar te zullen trouwen. Met een flinke fooi stopte de bruidsjonker haar den mond, waarop zij ten laatste afdroop en het huis verliet.
Nu wachtte den bruidsjonker een nieuwe taak: in een lange toespraak, bestaande uit stereotiepe zegswijzen en spreuken, moest hij uit naam van den bruidegom aanzoek doen om de hand der bruid. Nadat deze - een bloeiend jong meisje - was binnengekomen en aan de hoede van den bruidsjonker toevertrouwd, braken allen op om den bruidegom te gaan afhalen. Gedurende dezen rit en ook gedurende het verdere verloop van het feest, mag - zooals men ons vertelde - de bruidsjonker de hem toevertrouwde bruid geen oogenblik verlaten, want anders kon ze hem gemakkelijk door de andere jongelui ‘ontroofd’ worden, en zou hij verplicht zijn haar af te staan. Zelfs de bruidegom mag zijn bruid niet aanraken, voordat de priester aan het altaar hun handen in elkaar gelegd heeft.
Voor het huis van den bruidegom werd de feeststoet samengesteld. In de eerste slede reden eenige meisjes, die bloemen moesten strooien, daarop volgden de naaste buren, de bruidegom met zijn peetoom, de bruid met den bruidsjonker, de overige buren en gasten en ten laatste de gehuwde vrouwen.
Alle sleden, behalve die der bruid, welke twee paarden vóór had, werden door een sterk paard getrokken, waarvan het tuig met bloemen en strikken rijk was versierd. In draf ging het naar Kastelruth, en de lange reeks van versierde sleden en de kleurenrijkdom der typische kleederdrachten leverden een verrassenden aanblik op.
Op het dorpsplein werd de stoet door de muziekkapel, met een banierdrager aan het hoofd, ontvangen. De muzikanten hadden groote, ronde, geelgroene hoeden op met breeden, naar links omgebogen rand, waarvan de onderkant met donkergroene zijde was gevoerd. Van achteren vielen twee groenzijden linten, met goudborduursel afgezet, omtrent een decimeter naar beneden. Twee pauweveeren en een haneveer sierden den hoed. Ook de overige kleeding was prachtig van kleuren en eigenaardig mooi. Ze droegen korte zwartlakensche jassen met roode omslagen, een grooten, witten, met kant afgezetten kraag, een fraai en rijk versierden gordel, een korte zwarte broek, witte kousen en lage schoenen van wit leer, met een rand van goudborduursel omzoomd.
Voor de herberg ‘Zum Lamm,’ waarvan de eigenaar tevens als kapelmeester fungeerde, hielden de sleden stil, en de paren traden de met bruiloftstafels versierde vertrekken binnen, om zich hier vóór den gang naar de kerk door een dronk wijns te verkwikken.
De bruiloftstafel zag er keurig uit. In elk der beide kamers, die op verschillende verdiepingen lagen, was voor ongeveer zeventig personen gedekt en de tafels bezweken bijna onder de taarten en de heele reeksen van schotels met allerlei zoetigheden. De servetten waren kunstig gevouwen en ruikers van kunstbloemen tooiden de tafels.
Toen men een glas wijn gedronken had, toog de stoet naar de kerk. Voorop schreed de muziek onder het spelen van opgewekte deuntjes, daarna volgden de bruidsjonker, de strooistertjes, de bruidegom, de getuigen en de bruiloftsgasten. Bij het binnentreden der kerk nam de bruidsjonker den hoed des bruidegoms in bewaring, dien hij gedurende de plechtigheid bij zich moest houden. Aan het hoofdaltaar werden de verschillende paren achtereenvolgens in den echt verbonden. Toen het laatste huwelijk was voltrokken, bood de koster den bruidsparen een beker gezegenden wijn, en na hen dronken ook de getuigen en ten slotte de genoodigde gasten. Hierna legden de genoodigden een offergave op twee bij het hoogaltaar staande schalen.
Nu haalde de muziek de paren aan het hoofdportaal der kerk weer af, en de stoet keerde in dezelfde volgorde naar de herberg terug.
Toen wij daar aankwamen, was het middelerwijl ongeveer halftwaalf geworden, en de paren, de getuigen, bloedverwanten en genoodigden namen aan de bruiloftstafel plaats, waarvan het eerste deel tot tegen twee uren duurde. De spijskaart, die, zooals mijn buurman mij vertelde, bij bruiloften altijd precies dezelfde is, bracht in de eerste helft van den maaltijd zes gerechten: boter en pannekoek met koud gebraad, daarna soep en worst, gebraden en gebakken lever, kalfskop, gebakken kalfsvleesch met kwetsen.
Nauwelijks waren deze gerechten genuttigd, toen een luid geklingel aankondigde, dat de sleden weer waren ingespannen, en onmiddellijk brak alles op om de ‘Marendleut’ af te halen. Dezen hadden aan het eerste deel van het feestmaal niet kunnen deelnemen, omdat zij in dien tijd den uitzet der bruid naar het huis van den bruidegom hadden moeten brengen. Hun naam wordt afgeleid van de omstandigheid, dat zij eerst bij het namiddageten (Marende) aan tafel kunnen komen. Een eigenaardige verrassing wachtte ons, toen wij buiten kwamen: naast onze eigen sleden stonden er nog een veertigtal van de Rodel club, die zooeven uit het naburige Grödenerdal was aangekomen en zich nu bij den bruiloftsstoet aansloot, welke thans alles te zamen twee en zeventig sleden telde.
Met muziek aan het hoofd keerden wij tegen drie uur met de ‘Marendleuten’ terug, en opnieuw ging men nu aan tafel, waar thans allen aanzaten, met uitzondering der beide schoonmoeders, die op huis moesten passen, maar daarvoor acht dagen later werden schadeloos gesteld door een maaltijd in de herberg.
Ditmaal verschenen er op tafel negen gerechten, waaronder varkensvleesch in alle denkbare vormen en verscheidenheid, hazenpeper, taarten en ingelegde vruchten een eerste rol speelden.
Van de zoetigheden, die het overrijke maal besloten, werd niets gebruikt. Het is namelijk gewoonte, die als herinnering aan het feest mee naar huis te nemen. Bij sommige gerechten gingen enkele gasten naar buiten, om hun pistolen af te schieten; bij andere moesten de mannen hun hoed opzetten. Onder de eigenaardige huwelijksgebruiken behoort ook dit, dat mannen en vrouwen verplicht zijn, nieuwe, ongewasschen linnen hemden te dragen, en dat het een beleediging voor de gasten is, wanneer bruid of bruidegom gedurende den maaltijd onvergezeld de tafel verlaat. De bruidsjonker of de strooistertjes moeten ze steeds vergezellen.
Zoo was het ten slotte halfelf in den avond geworden, toen de maaltijd ten einde was en het bruidspaar aanstalten maakte om naar huis te gaan. Nu eerst werd de bruid door den bruidsjonker met een uitvoerige toespraak aan den jongen echtgenoot overgegeven.
Onder de tonen van een afscheidsmarsch stapten de gasten in hun sleden, en onder het gerinkel der bellen gleden deze over de pas gevallen sneeuw. Wij spraken over de nieuwe indrukken, die wij hadden opgedaan, en over het door niets gestoorde verloop van het zoo welgeslaagde feest, dat ons de bewoners van het Tisenser-dal getoond had in hun trouw vasthouden aan voorvaderlijke zeden.