sche volk bovenal lief is: van de vereering der Allerheiligste Maagd en van het Kindje Jesus; hij is de schilder van Maria's Vreugden, van het blijde Moederschap. Zijn Madonna is geen Mater Dolorosa, maar een zoete, zachte Vrouwe, tot wie de ernstige Aartsengel komt, eerbiedig, waardig, maar zonder de diep nijgende verdeemoediging voor de Verkorene des Hemelschen Konings; Zij is de levensblije Moeder met het mooie, mollige Kindje, dartelend op haar schoot of rustig sluimerend in Zijn kribbe; Zij is de verheerlijkte Moeder, gedragen op lichtwolken, zalig opvarend tot de Stad der eeuwige verheuging, waar haar Jesus wacht; de barmhartige Hemel-Koningin - altoos een lieve, mooie, innig-vrouwelijke Vrouw.
Zoo op onze plaat: niet de wel-bewuste waardigheid van de Bruid des H. Geestes, die den Gezant haars Bruidegoms aanhoort, maar de stille ingetogenheid van 's Heeren Dienstmaagd, die aanstonds het fiat fluisteren zal: dat mijns Heeren wil geschiede.... en dan, als de Engel haar zal verlaten hebben, weer zal voortbidden uit het opengeslagen boek, of het mandje met naaigerei, dat aan haar voeten staat, zal opnemen, gansch gelaten, wijl het Heilige in haar gebeurende is, verbeidend de komst van het wonderbare Kindje, dat de Engel haar beloofd heeft. En ze zal zich niet verwonderen, als de kleine mollige Engeltjes, die met den Aartsengel zijn meegezweefd, in haar kamertje spelend en stoeiend ronddartelen, wijl ze er rustig-bezig heen en weer gaat: met stillen lach zal ze 't aanzien, wetend dat het de lieve gespeelkens van 't Hemelsche Knaapje zijn, die hun kleinen makker wachten.
de boodschap des engels aan maria, naar de schilderij van murillo. (Rijksmuseum Amsterdam).
En de vreemde glansen, die om haar heen de daagsche dingen omlichten met schijn van heiligheid, zullen haar niet heffen doen in verbazing het omluisterd hoofd, want ze weet wel, dat telkens, als de poorten des Hemels opendroomen en de stoeiende stoeten naar buiten wieken, een blonde gulp hemellicht neerwaast naar de aarde....
Het lieve Christuskind, hoe zacht, hoe teederlijk heeft Murillo het verbeeld in zijn blinkend wit kleedje, het blanke halsje en de voetjes bloot, de stralende aureool zoetjes gespreid om zijn lokkig hoofdje, spelend met Sint Jozefs leliënstengel. Niets van den alwetenden Kind-God, van den stillen, wijzen Koning-in-de-kribbe is er in dezen kleinen Zaligmaker: Hij is een zacht-aanhankelijk Kindje, dat vleit om een liefkoozing, een zoet Jongske van Zijn vader, die Het met den eenen arm omvat houdt en met den anderen het lief Lijfje steunt, fier-bewust, dat dit Kleine bij hem bescherming zoekt, dat dit hulpeloos-Zwakke steunt op zijn kracht, dat hij moet zwoegen en zorgen voor dit jonge, teere leven - zijn God ...
M.V.