niet een offer brengen, gij, die er dagelijks brengt voor uw kinderen?’
‘Ge weet niet, wat ge vraagt, Mina... Maar als God u roept,’ zei ze, haar met tranen overstroomd gelaat in de handen verbergend, ‘het zij dan zoo!’
‘Maar, Mina, gij de mooiste van ons allen, ge wilt dan werkelijk uw lief gezichtje verbergen achter een sluier?’ riep Petra verrast uit bij het vernemen van het voornemen harer zuster.
‘Ik wilde, dat ge de waarheid spraakt, want Onze Lieve Heer moet het beste hebben, Petra,’ antwoordde haar zuster ernstig.
‘Ik hoop nu maar, dat de uittocht uit Waldenhof hierbij blijft,’ zei de heer Van Randerberg, de twee jongste zijner dochters en Paula aanziende. ‘In iedere familie moeten zoo'n paar beschikbare tantes zijn.’
‘Ja, papa, een paar. Juist een paar, papa!’ riep Petra uit. ‘Mij, hoop ik, dat gauw iemand komt halen! Maar Thérèse en Paula zijn geknipt voor oude vrijsters.’
‘Wij blijven bij u, papa!’ riepen de laatsten.
‘Is dat gemeend?’ riep mevrouw, weemoedig een blik slaande op de twee meisjes.
Paula kleurde en zweeg.
‘We moeten wel, mama. Daar komt ons immers niemand halen,’ antwoordde Thérèse lachend.
Drie maanden daarna verliet Mina het ouderlijke huis om het nooit weer te betreden. Zij nam het kleed aan der dochteren van de H. Theresia, en in haar kloostercel bad ze Gods zegen af over de dierbaren thuis.
Rosa was met man en kind voor den tweeden keer in het laatste half jaar op Waldenhof; ze wilden er de Kerstdagen doorbrengen. Het oude huis had veel van zijn vroolijkheid verloren. Er waren slechts twee der jonge meisjes daar, om het groote feest te vieren: Paula en Thérèse; en de altijd opgeruimde en blijmoedige Rosa met haar dochtertje Dina was een verschijning nog welkomer dan anders. Wellburg was ook uitgestorven. Het werd slechts bewoond door de dienstboden. Emma was sukkelend geweest den heelen zomer, en de geneesheer had voor den winter een zachter klimaat aanbevolen. Men besloot in Nizza te overwinteren, en wijl Emma niet wilde scheiden van haar twee kinderen, en de douairière nog minder het gezelschap van haar kleinzoon en van haar kleindochter, als dat van Max en van haar schoondochter kon ontberen, vertrok de heele familie, met inbegrip van Petra, die men had uitgenoodigd mee te gaan.
Petra was een ontluikende rozeknop en beloofde als roos nog meer. Zelfs boven Mina's schoonheid zou ze uitgeschitterd hebben, als deze thuis ware geweest. Ze was er zich wel van bewust, en nam als een haar toekomende cijns den wierook aan, dien de wereld haar toezwaaide.
‘Emma, als gij niet wilt komen, omdat ge nog te zwak zijt, zooals ge zegt, laat dan Petra deelnemen aan het bal,’ pleitte voor de tweede maal Amour, die haar nichten trachtte te overreden, een danspartij in het casino bij te wonen.
Amour was nu dertig, en de toeneming harer jaren had geen verhooging harer bekoorlijkheid ten gevolge gehad, of het moesten de kunstrozen zijn, die op heur haren prijkten. of de loodkleurige schittering, die van de laag poeier op haar gelaat uitging. Haar tong was nog scherper geworden en haar oogen keken nog katachtiger dan vroeger. Een kleine verontschuldiging had de freule er voor, dat ze zoo bijzonder venijnig was in den laatsten tijd. Sedert twee jaar had ze geheel Europa doorreisd, was ze van badplaats naar badplaats getrokken, drie maanden had ze zich doodelijk verveeld in een onzindelijk pension te Rome, en nog had zich geen dinger naar haar hand aangeboden.
Van dat pension had ze daarenboven een zeer slechte herinnering aan het mannelijk geslacht meegenomen. Ze had er een Engelschman aangetroffen, toevallig ook haar tafelbuur, die met haar overeenstemde in de groote airs, die hij zich gaf, in het gedurig smalen op de keuken der inrichting, en op de weinige genoegens, die het vervelende Rome, zooals ze het noemden, aanbood. Alle avonden speelde hij kaart met haar, en dat geregeld op haar kosten. Amour ergerde zich niet weinig over haar dagelijksche verliezen; maar één troost had ze: hoe meer ze verloor, des te vriendelijker en beleefder werd haar vis-à vis. Vragen zou hij haar, daar was ze vast van overtuigd; nog nooit had een heer zooveel beleefdheden voor haar gehad. Veel fortuin had hij misschien niet, zijn schoenen zagen er soms verdacht uit en zijn linnen was niet al te helder, maar men kon niet weten, die Engelschen zijn zoo zonderling. Hij maakte een onberispelijke buiging, glimlachte allerliefst, en was steeds vol oplettendheid voor dames en bijzonder voor freule Van Randerberg. Ze had wel gehoord, dat de Engelschen erg stijf waren op het vasteland, en bijzonder die van voorname afkomst; maar daarvoor zullen het niet allen zijn, zeide ze zich.
Haar papa, die haar op de reis naar Rome vergezelde, en blijde was eenigen tijd zijn eigen meester te zijn - want zijn dochter vond geen genoegen in het bezichtigen der stad en haar schatten, en was of aan haar toilet, dat meer en meer haar tijd in beslag nam, of aan het luieren in een schommelstoel in het salon of in den tuin - waarschuwde haar herhaaldelijk voor den onvermoeiden bewonderaar en medespeler. Amour was echter veel te verheugd eens iemand gevonden te hebben, die haar het hof maakte, om daar veel naar te luisteren, en verloor met een gedwongen glimlachend gezicht alle avonden een grooter en grooter sommetje aan den beminnenswaardigen Engelschman.
Op een morgen - ze had nu ruim twee maanden van dat aangename gezelschap genoten - verscheen de smoezerige eigenares van het hotel opgewonden bij de wachtende gasten aan de ontbijttafel, uitroepende:
‘O, die Inglese! Hij is vertrokken zonder zijn rekening te voldoen! Zijn koffer, dat Pietro heeft opengebroken, bevat niets dan een paar versleten laarzen en wat vuile papieren boordjes en frontjes. Daarom vroeg hij mij steeds om uitstel in den laatsten tijd. En wie kon dat weigeren aan zoo'n beminnenswaardigen, aristocratischen jongen man!’ riep de teerhartige Italiaansche tranen stortend uit. ‘Hij is zeker vertrokken, omdat ik gisterenmorgen zoo op betaling aandrong!’
Freule Van Randerberg moest al haar trots te hulp roepen om niet flauw te vallen of ten minste in snikken los te barsten. Ze voelde dat aller oogen op haar gevestigd waren, en velen keken spottend. Na eenige minuten stond ze op, en ging met zooveel kalmte, als ze kon verzamelen, de zaal uit.
Op haar kamer wierp ze zich op het bed, en verborg haar gelaat in de dekens, om het hartstochtelijk gesnik te smoren; want luisterende ooren waren altijd bij de hand en de beschotten waren dun. ‘O, die afzetter! die bedrieger! die gemeene kerel!’ fluisterde ze. ‘Daarom stelde hij me gisterenmorgen een spelletje piquet voor en leende hij me twee bankjes van honderd franks af.... Dwaas, die ik ben!’ erkende ze voor den eersten keer van haar leven.
's Avonds vertrokken zij en haar vader. Met kleine oponthouden in de voornaamste steden, bereikten ze Nizza. De verstrooiingen der reis hadden haar wonde grootendeels geheeld, en toen ze er het gezelschap van Wellburg vond, verzocht ze haar papa, daar eenigen tijd te blijven. Meer dan haar nichten, die teruggetrokken leefden, en voor uitspanning lange wandelingen in de omstreken maakten en bij uitzondering een concert bijwoonden, verkeerde ze in de wereld. Overal promeneerde ze haar opzichtige toiletten, en slechts zelden zag men haar bij de Van den Oudenburgs.
Petra begreep dus niet, waarom de freule van Mon Repos op eens zoo gesteld was op hun gezelschap. Lachend en met opgetrokken neusje antwoordde ze:
‘Het gezelschap in het casino is ons te gemêleerd, Amour.’
Baron Mees, een kennis van Max, de dagelijksche bezoeker der familie en de trouwe cavalier der dames, lachte, zooals hij deed bij alles, wat van de lippen der jonge dame kwam, die hij bewonderde en zeer geestig vond.
‘Te gemêleerd,’ herhaalde de toegesprokene rood van kwaadheid, schamper.
‘Maak je niet zoo kwaad, Amour,’ fluisterde het jonge meisje, zich over haar heen buigende, ‘anders springt de poeier los.’
‘Men moet hier komen om beleedigd te worden,’ zei Amour, nu bleek van woede, terwijl ze opsprong.
‘Petra, begin je weer te twisten!’ riep Emma van uit haar armstoel, waar ze met den kleinen Frans speelde.
‘Neen, Amour,’ zei Petra, voor een oogenblikje ernstig. ‘Ik moet mama's instructies opvolgen. Je weet, dat ze niet wil hebben, dat we naar een bal gaan. Daarom ook weigert Emma. Waarom kom je er niet voor uit, Emma? Je hoeft je niet te schamen voor de lessen van ons wijs en verstandig moedertje.’
‘Wat een ouderwetsche idées! Men ziet wel, dat je uit een Limburgschen achterhoek komt.... Maar jullie hoeft immers niet te dansen!’
‘Waarom zou ik gaan? Om me te vervelen? Het is hier veel prettiger. We zitten op het terras, en snuiven den heerlijken geur der oranjeboomen op, en kijken naar de arme schepselen, die zich warm gaan dansen in het casino.’
‘En juffrouw Van Randerberg zingt een lied voor ons,’ zei met dommen, verrukten glimlach de baron, die een dik hoofd, maar weinig hersenen had.
‘En ik speel piquet met mama, en allen spelen we met de kinderen,’ zei Max.
‘Wat een idyllisch leven! Om zulke genoegens op prijs te stellen moet men van Waldenhof komen,’ zei ze, minachtend haar lippen krullend. ‘Rosa sluit zich op in dat leelijk, rood nest in Leiden; nu, dat arme schepsel moet wel, daar ze moet leven van een klein traktementje. Emma zit altijd op Wellburg. En als jullie uitgaat, sjokt je met je twee mooie paarden door wegen, dat het zand in wolken om je heen warrelt, en waar je niets ziet, als wat boeren op klompen. Neen, ik zie liever menschen, en hou er van, rond te zweven op dien heerlijk gladden casinovloer.’
(Wordt vervolgd.)