De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 17
(1900)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe draaghemel voor het allerheiligste in de kerk van den H. Antonius van Padua te Rotterdam.De naam Funnekotter is op het gebied van kerkelijke kunst in Nederland lang geen onbekende. Zijn kunstborduurwerken vooral trekken in den laatsten tijd algemeen de aandacht, niet het minst op kerkelijk gebied munten zij uit. In het begin van dit jaar werd door deze firma, den heer Herman Funnekotter, een groot pand aangekocht op de Nieuwe Haven te Rotterdam. In dit huis, geheel in stijl verbouwd door den welbekenden architect J.H. Tonnae, vindt men zijn atelier met magazijnen met keus en keur van kerksieraden en kunstborduurwerken, zij zijn tentoongesteld in prachtige étalagekasten, vervaardigd door den heer E. Mengelberg. Niet lang geleden verdrong zich voor dit magazijn een groote menigte van alle rang en stand. Geen wonder, er was een meesterstuk van borduurwerk uitgestald, een draaghemel voor het Allerheiligste, bestemd voor de parochiekerk van den H. Antonius van Padua te Rotterdam. Over dezen draaghemel, waarvan deze aflevering een afbeelding bevat, willen wij spreken. Wie aandachtig de afbeelding beschouwt, moet reeds aanstonds bekennen, dat hier een kunstwerk geleverd is, waardig genoemd en geroemd te worden. Ontwerper en vervaardiger begrepen wat zij moesten voortbrengen. Zij waren doordrongen van dat heilig gevoel van eerbied, liefde en vreeze, hetwelk de vrome ziel aangrijpt bij het naderen van haar Verlosser in zegepralend rondgaan; en, terwijl zij daarbij hun Heer en hun God beschouwden in het mysterie Zijner liefde, woekerden zij met de talenten van Hem ontvangen, ten einde de hoogste kunst dienstbaar te maken aan Zijn zegetocht. Een zegetocht van den Overwinnaar Jesus Christus, Overwinnaar door Zijn liefde in het Altaargeheim, ja, dat is een processie met het Allerheiligste. Daarbij moeten hemel en aarde, het gansche firmament, met zon, maan en sterren, alle schepselen dezer wereld, Hem verwelkomen, Hem lofprijzen en zegenen. Daarom trekt die zegevierende Vorst bij luistervollen optocht de kerken uit, en wil Hij, onder vorstelijk baldakijn langs versierde en bestrooide straten, langs bebloemde wegen en velden worden rondgedragen, om het zege- en danklied van geheel de schepping te ontvangen. Het geloof aanschouwt dan met open oogen Zijn grootheid, glans en licht en macht en kracht en uit zich in daden Godeerbiedig dankbaar. Hoe jammer, dat wij in onze, helaas, zoo protestantsche st eken, binnen de enge grenzen onzer kerken moeten blijven en aan een processie met het Allerheiligste niet dien luister kunnen bijzetten. Maar men spant toch alle krachten in en doet wat men kan, om, zij het dan ook binnen onze kerkgebouwen, den zegevierenden Christus te verheerlijken. En wij zeggen niet te veel, in dezen draaghemel komt ook die lofprijzing der schepping allerschoonst uit. De kunst prijst hier haar Schepper door edelen vorm en lossen zwier van schoonheidslijnen; zij herschiep het koperen metaal in fijn bewerkte en gepolijste draagstokken, welke de overhuiving schragen en met bloemvormige knoppen bekroond worden; kleine schellen, die zilverrein klinkend den Godmensch aankondigen bij zijn komst, zijn daarin aangebracht en stemmen mede in het loflied. De naald schilderde met edele, veelkleurige zijde en kostbaar goud op de vier hoeken emblemata van het H. Sacrament, als juweeltjes geroemd, en in het midden medaljons van den H. Franciscus van Assisië, door de liefde gestigmatiseerd, en den H. Antonius van Padua, om zijn liefde met het Goddelijk Kind zich onderhoudend. Die beeldekens, waarvan lijnen, kleuren, schaduw en bewerking niets te wenschen overlaten, krachtig sprekend op den met goud geborduurden achtergrond en aangebracht op die zijden afhangsels, welke fonkelen van goud, maar toch getemperd worden door de zachte en schoone kleuren der insgelijks geheel geborduurde en met goud gecontoureerde bladeren en bloemen, roepen ook ons luide hun: Tantum ergo Sacramentum veneremur cernui toe. Maar beschouwt men verder den binnenkant van dien draaghemel, dan wordt dat zegeen danklied nog algemeener. De zon met hare uitstraling van licht en luister, de maan in haar vier wisselingen, de keerkring met zijn sterrenbeelden, ja geheel het firmament met sterrenwolken en lucht roepen ons het: Benedictie Domino toe en prijzen met ons Jesus in zijn H. Sacrament der liefde. Geheel de binnenzijde toch van dezen draaghemel, insgelijks allerfijnst geborduurd, geeft ons van boven, gelijk de hier bijgevoegde afbeelding zegt, dit alles weer. En de schoone bloemen in zachte, maar toch sprekende kleuren op de | |
[pagina 360]
| |
afhangende zijstukken van witte zijde aangebracht, stemmen, als telgen der aarde, ook hier weder met dat loflied in. Terecht noodigt dan deze draaghemel ons uit, om diepgebogen het zoo groot Sacrament te eeren. 't Is waar, als wij bij een processie met het Allerheiligste tegenwoordig zijn en den priester zien naderen, Nu torschende het toonstuk, zwaar van prijs, Waarvan de kunst en stof elkander wegen, dan zeggen wij het ook dien diep godsdienstigen VondelGa naar voetnoot1) na: Doch wat 's aan stof en menschenwerk gelegen?
'k Verfoei vernuft en goud en diamant,
En wat de kroon der kost'lijkheden spant;
Een eed'ler schat bekoort hier arendsoogen,
En raakt het hart, hetwelk alrêe bewogen
En sidderende, ootmoedig en verbaasd,
Den gloed gevoelt, die zooveel zielen aast,
En levens kweekt; gevoelt, o zalig teeken!
De Godheid zelf ter ronde wolke uitbreken.
draaghemel voor het allerheiligste in de kerk van den h. antonius van padua te rotterdam,
ontworpen door J.H. Tonnaer, vervaardigd door H. Funnekotter. Dan dwingt ons het geloof neer te knielen en te aanbidden. Maar als Een hemel, rijk gewelfd en klaar van stralen,
gelijk deze, ons des te meer tot eerbied, dank, liefde en vreeze aanspoort en aldus het ‘Deum adora, aanbid uw God’ toeroept, dan gevoelen wij nog veel meer van de nabijheid Gods, die weleer den Sinai deed schudden en Mozes met huivering doortrilde, dan grijpt ons nog sterker het heilig gevoel van onze kleinheid aan en werpen wij ons neder, diep voor Zijne Majesteit. Sidderend van heilig ontzag moet het dan stamelend van onze lippen: ‘Aan den onsterfelijken en onzichtbaren Koning, aan God alleen zij eer en glorie door de eeuwen der eeuwen. Amen.’ Kunststukken als deze draaghemel moeten meer bekend worden, vervaardigers er van geroemd door ons, die leven, en door hen, die na ons komen. B. |
|