en van 1879 tot 1882 bleef hij te Parijs, waar hij zijn eigen atelier betrok.
Feuerstein's lievelingsmeester was hier Lux Olivier Merson, die door zijn ‘Rust op de vlucht naar Egypte’ bekend is geworden. Op de treden der sphinx is Maria met haar Kind ingesluimerd; in de nabijheid rust de H. Jozef. Enkel de zilveren streep van den Nijl glanst uit de verte. De heldere sterrenhemel welft zich boven dit lieflijk beeld van vrede.
Den klassieken eenvoud, die Merson's werk kenmerkte, vinden wij later bij Feuerstein terug, niet als botte nabootsing, maar als artistiek verwerkt eigendom in een geheel nieuwen vorm. Kopieën in het Louvre naar Botticelli, Tiepolo en anderen wisselden af met oorspronkelijk werk, dat in de salons van 1880 en 1881 werd tentoongesteld en eervolle onderscheidingen verwierf.
Van October 1882 tot Paschen 1883 door-kruiste de kunstenaar Italië, van de schilderachtige oevers der Riviera tot Rome en Napels, maar keerde na een hevigen koortsaanval van typhus naar huis terug.
Op aanraden van het Rijksdaglid Gerber, met de familie Feuerstein bevriend, legde Martin zich kort na zijn thuiskomst op de kerkelijke kunst toe. Vier muurschilderingen voor de St. Barbara te Straatsburg: het offer van Melchisedech, de discipelen van Emmaus, de H. Barbara en de H. Vincentius à Paulo, waren zijn eerstelingen op dit gebied, waarop hij verder met zooveel liefde, innigheid en goed gevolg zou werkzaam zijn.
Van 1886 tot 1888 ontstonden de schilderingen voor de Magdalenakerk te Straatsburg, waarin het compositie-talent van Feuerstein reeds tot verblijdende kunstenaarsvrucht gerijpt is. In 1889 voltooide hij vijf muurschilderingen op linnen voor Marienthal in den Elzas, en in de jaren 1890 tot 1893 schiep de vruchtbare meester een aantal nieuwe werken, waaronder de dramatische voorstelling der H. Clara, haar klooster verdedigend, vleugeltafereelen voor het altaar der Magdalenakerk te Straatsburg, St. Barbara en St. Vincentius, en muurschilderingen voor het St.-Barbaraklooster te Straatsburg. Uit diezelfde jaren zijn ‘De marteldood van den H. Pantaleon,’ ‘De H. Blasius redt een knaap van den dood door verstikking,’ en een altaarbeeld te Mommenheim: ‘De H. Antonius predikt voor de visschen,’ een voorstelling uit het leven van den populairen heilige, wien hij later een heelen cyclus van tafereelen zou wijden.
Uit de jaren 1893 tot 1896 vermelden wij drie cartons voor glasschilderingen in de H.-Geestkerk te Munchen, een ‘Christus in den tempel’ en ‘Maria's opdracht in den tempel’ in de kerk te Schwyz, en de hooggeroemde beschildering van het St.-Antonius-altaar in de St.-Annakerk te Munchen. In het jaar 1896 begon Feuerstein aan een nu reeds lang voltooiden kruisweg voor laatstgenoemde kerk. De harde lijdensweg des Heeren is met realistische kracht opgevat, maar het realisme wordt verzacht door het streven, de bovennatuurlijke daad op verheven wijze door teekening en kleur te doen uitschitteren. Welk een tegenstelling tusschen de koninklijke gestalte, op het punt het kruis met uitgebreide armen te omvatten, en den met den last der zonden Beladene, die naast Simon van Cyrene voort-wankelt en bij zijn derden val een bloedigen verzoeningskus drukt op den grond.
Van de jongste werken van den kunstenaar vermelden wij vier groote tafereelen uit het leven van den onlangs heiligverklaarden Petrus Fourrier voor het klooster Notre Dame te Straatsburg, en de ‘Aanbidding der herders en der H. Driekoningen,’ die in dit nummer is weergegeven.
In het jaar 1898 werd Martin Feuerstein het door den dood van professor Liezenmayer open gekomen professoraat voor kerkelijke kunst aan de Koninklijke Academie te Munchen opgedragen. Mogen hem nog vele jaren levens niet enkel als leeraar, maar ook en vooral als scheppend kunstenaar worden geschonken!