Soldatenplicht.
Toen in het jaar 1804 op een morgen Napoleon I het leger monsterde, waarmee hij in Engeland dacht te landen, kwamen op denzelfden voormiddag drie officieren van den grooten generalen staf bij den commandant van Boulogne en verklaarden van den keizer de opdracht te hebben ontvangen, het groote kruitmagazijn te inspecteeren. Aanstonds werd aan dit verlangen voldaan en een officier vergezelde de heeren naar het arsenaal, dat dicht aan den oever der zee lag. De heeren onderzochten alles nauwkeurig, lieten verscheidene kisten openmaken en hielden aanteekeningen in hun notitieboekjes. Toen bemerkte een soldaat der wacht, die met een sergeant in het kruitmagazijn aanwezig was, dat een der officieren een blank voorwerp in een kruitkist legde en daarna de kist sloot.
Toen de inspectie was afgeloopen, vertelde de soldaat aan den sergeant wat hij gezien had. Deze, die de sleutels nog in handen had, ging met den soldaat naar het kruitmagazijn terug en vond weldra in een der kisten onder de patronen een klein gesloten doosje, dat men aan den commandant bracht. Deze beproefde het doosje, dat den vorm van een horloge had, te openen, maar alles was vruchteloos, en hij gaf bevel, het voorwerp op een vrije plaats in den tuin neer te leggen, om de uitwerking af te wachten. Na dertien uren hoorde men een ontzettenden knal, men snelde naar den tuin en vond op de plaats, waar het doosje gelegen had, een straalvormig vuur branden. Men beproefde het vuur te blusschen, maar tevergeefs, eerst na eenigen tijd ging het vanzelf uit.
Men begreep nu, dat hier verraad in het spel was; de drie heeren, die zich voor Fransche officieren van den generalen staf hadden uitgegeven, waren Engelsche spionnen, die door de ontploffing van het groote kruitmagazijn de nabijliggende schepen, de kazerne en de stad in de lucht hadden willen laten vliegen. Toen de keizer dit voorval vernam, vaardigde hij strenge bevelen uit, ter bewaking van het kruitmagazijn. In de nabijheid daarvan kruisten zich vier wegen, waar een schildwacht werd geplaatst, met het bevel, allen zonder uitzondering, die langs deze wegen wilden gaan, terug te wijzen.
Van de stad voerde een weg voorbij den kruittoren naar het dorp Klein-Boulogne. Op een morgen tegen vier uur komt een man in huisrok, pantoffels en een mutsje op, met groote haast uit de stad en slaat den weg in naar Klein-Boulogne. Als hij dicht bij het kruitmagazijn is gekomen, roept de schildwacht hem toe: ‘Halt! Terug!’
De man laat zich daardoor niet afschrikken, hij snelt verder. De schildwacht roept nog eenmaal: ‘Halt, terug!’ en legt het geweer aan.
‘Vriend,’ zegt de man, ‘in het dorp daarginds ligt mijn dierbaarste vriend op sterven. Laat mij gaan, ik moet mij haasten, indien ik hem nog levend wil vinden. Houd mij niet op, en neem deze vijf franks als belooning voor uw menschlievende daad aan.’
‘Terug!’ roept de soldaat vastbesloten. ‘Man,’ herneemt de voorbijganger, ‘heb medelijden en laat u bewegen. Ik weet, dat de Fransche soldaat even dapper als menschlievend en medelijdend is. Verplaats je eens in mijn toestand: uw vader roept u tot zijn sterfbed en men wil u den weg naar hem versperren!.... Neem deze tien franks!’
De schildwacht spant den haan en roept: ‘Indien gij niet aanstonds omkeert en nog één woord spreekt, zijt gij een kind des doods.’
De man keerde zich nu om en begaf zich naar de wacht.
‘Waar is de sergeant der wacht?’ vroeg hij aan eenige soldaten.
‘Daar in die kamer,’ luidde het antwoord. De vreemdeling ging in de wachtkamer. ‘Sergeant!’ riep hij.
‘Wat is er?’ vroeg de aangesprokene knorrig en kwam te voorschijn.
‘Laat onmiddellijk den wachtpost aan het kruitmagazijn No. 2 aflossen.’
‘Dien laat ik voorloopig nog blijven.’
‘Ik wil het echter hebben.’
‘Aan uw wil stoor ik mij niet. Waarom zou de wachtpost afgelost moeten worden? Heeft de schildwacht u beleedigd, beklaag u dan bij den commandant. Ik zeg u, dat ik niet aan uw verlangen wensch te voldoen.’
‘Maar ik beveel het u!’ riep de vreemdeling op gebiedenden toon.
Den sergeant werd nu de zaak wat al te bont.
‘Mijnheer, ik verzoek u mij met rust te laten en heen te gaan.’ Dit zeggende wees hij hem de deur.
‘En ik beveel u nogmaals den wachtpost onmiddellijk af te lossen!’ zei de vreemdeling en knoopte zijn lange jas los.
De wacht herkende nu Napoleon in uniform.
‘Vive l'empereur!’ klonk het uit aller mond en de soldaten presenteerden het geweer.
De schildwacht werd afgelost en voor den keizer gebracht.
‘Soldaat,’ zei Napoleon, ‘gij hebt je beproeving prijzenswaardig doorstaan. Wee u, indien gij u door medelijden hadt laten bewegen of indien gij u hadt laten omkoopen! De kogel zou je lot geweest zijn! Ge hebt je echter als een dapper soldaat gedragen. Ik benoem je tot officier en verleen je het kruis, dat alleen den dappere ten deel valt. Toon ook in de toekomst, dat gij dat waardig zijt!’
Alleen, zooals hij gekomen was, keerde de keizer naar Boulogne terug.