Bij de Platen.
Het ex-voto. -
Wij zijn in Bretagne, het land van eenvoudige zeden, kinderlijke godsvrucht en innig geloof, met zijn eerbiedwaardige bevolking van kloeke landbouwers en stoere visschers, - het land, dat wij wellicht het best hebben leeren kennen uit de onvergankelijk mooie verhalen van Paul Féval.
De verfijnde beschaving - veelal op den voet door het ongeloof gevolgd - is in die streken gelukkig nog niet doorgedrongen. Men heeft daar de oude zeden, de oude tradities in eere gehouden, en het kruisbeeld aan den weg, het Moeder-Godsbeeld in de landelijke kapel bewijst, dat het voorvaderlijk geloof er nog niets van zijn warmte, diepte en poëzie heeft verloren.
Is het niet treffend - en beschamend tevens voor onze lauwheid? - dien eenvoudigen visscher een scheepje te zien aanbieden aan Onze Lieve Vrouw ter Zee, ter vervulling eener belofte, door hem gedaan, toen hij op de onstuimige golven in levensgevaar verkeerde en zijn toevlucht nam tot Haar, die over stormen en winden gebiedt? En is het niet treffend tevens, dat allereerst zijn vrouw en kinderen en achter hen de geheele gemeente deelneemt aan die acte van dankbaarheid jegens de Hemelkoningin? Legt die daad van innige vroomheid niet het beste bewijs af van de nobele gevoelens, die dat sympathieke volk bezielen?
De schilder Henri Royer heeft zich van die gevoelens doordrongen, en zóó is het hem met zijn groot talent gelukt, de roerenddevote handeling in het Bretonsche dorpskerkje op der stoffe waardige wijze op doek te brengen.