Van Den Haag naar Batavia,
door
J.F. Quant.
II.
Hoewel de Middellandsche Zee in den regel veel rustiger is dan de groote oceanen, kan het er soms even goed geweldig spoken en kan er ook bij mooi weer zeer hinderlijke deining staan. Een groot gat in het westerhavenhoofd, bij storm een jaar geleden daarin geslagen en nog niet geheel hersteld, bewees het eene, en mijn herinnering aan allerlei ongerechtigheden, kort na mijn vorig vertrek uit de haven van Genua, het andere. Thans echter was de zee spiegelglad en onze vaart gedurende de eerste dagen zóó rustig, het schip lag zóó vast op het water, dat dit op de Italiaansche meren niet beter had kunnen zijn. Daarbij was het weer prachtig en de temperatuur lekker als in een Hollandschen voorzomer.
Onmiddellijk buiten de haven, als de details zich voor het oog oplossen in het geheel, is het gezicht op de kust onvergelijkelijk schoon. Dit duurt echter niet lang, want de boot gaat snel vooruit en een goed uur na het vertrek is van het land niet veel meer te zien. Dan komt het oogenblik, waarop de passagiers hun aandacht wijden aan elkander en aan het schip. Er zijn allerlei menschen aan boord, jongelui, die in de tropen hun carrière gaan beginnen, en oudere heeren met een retourtje voor zaken; meisjes van vijftien tot vijftig jaar en getrouwde dames, naar haar echtgenooten op weg; terugkeerende verlofgangers, die in Holland een vrouw hebben gezocht, en andere, die reeds gezegend zijn met een talrijk kroost. Sommigen genieten onbezorgd wat het leven hun biedt, anderen vermoeien zich met de kansen der toekomst, en enkelen zijn met droefheid vervuld over de scheiding van kinderen of ouders in Holland. In het algemeen komen de menschen tot rust, vooral wanneer de omstandigheden hiertoe zoo gunstig zijn, als wij dit troffen.
Kennismaken en met iedereen eens even praten waren de bezigheden, die de inleiding vormden tot het gedwongen vierweeksche nietsdoen. Voor iemand, die het nooit heeft meegemaakt, moet het onbegrijpelijk zijn, hoe men zoo'n tijd doorkomt, en toch, als men eenmaal in het schuitje zit, is de tijd om eer men er aan denkt. Met slapen, eten en drinken, praten, lezen, spelen en in de lucht kijken kan men zich best een poosje amuseeren, terwijl door land of schip in 't zicht, door vogels en visschen of door de passagiers zelf voor afwisseling wordt gezorgd.
Onder de bevolking der eerste klasse waren twee Engelsche dames, die, minder ten gevolge van nationale antipathie dan uit gemakzucht wegens de taal, vrij algemeen geschuwd werden. Alleen een paar jongelui voor een handelskantoor in Djedda, die op onze geleerdmakende volksschool den lust niet hadden verloren om hun geluk te beproeven in de wijde wereld, vonden genoegen in Engelsche conversatie. De tweede klasse was bijzonder vol door een gezelschap van de Barmensche zending, op weg naar Sumatra; er waren gehuwde paren bij en drie dames, die in Indië met zendelingen gingen trouwen. Onder onze beschaafde landgenooten zien velen in een zendeling iets raars en zoo werd dadelijk verteld, dat deze drie dames hun aanstaande echtgenooten nog nooit hadden gezien en werd hierover gelachen. Dit bleek echter al heel gauw niet waar te zijn.
Ruim anderhalf etmaal na ons vertrek uit Genua, in den vroegen ochtend van den 28n October, waren wij tusschen de Liparische eilanden, waarvan bij gebrek aan licht en zonneschijn slechts de rotsachtige omtrekken te zien waren en waartusschen de typische vulkaanvorm van Stromboli duidelijk herkenbaar was. De meeste passagiers kwamen vroeg aan dek, nieuwsgierig naar de om haar schoonheid beroemde straat van Messina, en langzaam naderden wij het land met den Etna op den achter- en den vuurtoren van Faro op den voorgrond. Het zal ongeveer acht uur zijn geweest, toen wij de straat binnenstoomden, Italië links, Sicilië rechts, het eerste in den aanvang onduidelijk, het laatste prachtig door de zon verlicht. Ieder was in verrukking over het schoone tafereel, dat de Siciliaansche kust ons bood; kijkers en binocles gingen van hand tot hand, en wie iets moois ontdekte, rapporteerde dit onmiddellijk. Lange rijen van grauwe, platte huizen, boven elkaar, vormen de stad Messina, tegen de groene hellingen van het gebergte gebouwd, met een haven op den voorgrond, waarin, merkwaardig genoeg voor zoo'n groote koopstad, bijna geen schepen te zien waren. Even zuidelijker keken wij in een prachtig ravijn met een lange viaduct op steenen bogen dwars er doorheen, en daarna op een vooruitspringenden heuvel met een kerkhof op den top. Dan werd onze aandacht getrokken door een raderpont, die van den vasten wal de straat overstak. De Italiaansche kust werd duidelijker en vertoonde verschillende droge rivieren, snel dalend uit het gebergte, door kunstwerken afgebakend en met lange bruggen door een spoorweg gepasseerd. Zeker worden hier in sommige tijden van het jaar ontzaglijke massa's water en misschien wel slib afgevoerd. Een boemeltrein reed met ons mee, slechts zeer weinig sneller, telkens verdwenen in een tunnel, dan eindelijk voor goed uit het gezicht achter de vooruitstekende punt van Kaap del Armi.
Het doet den meesten menschen genoegen, wanneer, zooals hier geschiedde, de seinvlaggetjes worden geheschen en aan een vlaggestok op den wal beantwoord. Het is alsof men even aan zijn familie in Holland telephoneert, dat alles goed gaat; men gevoelt zich voor een oogenblik in contact met de wereld. Dan is echter opeens dit contact weer verbroken en het kustwachthuis met zijn seinpaal ligt achter ons.
Wij zijn van koers veranderd en varen meer oostelijk op langs den schilderachtigen teen van Italië, tusschen verscheidene scheepjes, die met volle zeilen koers zetten naar de straat. Een langslaper komt nog juist bijtijds om te zien, dat Sicilië in de verte verdwijnt en wij ons langzamerhand van den vasten wal verwijderen. Tegen twaalf uur hebben wij Kaap Spartivento aan bakboord en dan niets meer van Europa, dan twee dagen later op grooten afstand de zuidkust van Kreta.
Vaarwel, dierbaar werelddeel zonder hitte en muskieten, met opgewekt leven in gezellige kamers en frissche natuur! Vaarwel, Europa, wij verlaten u voor langen tijd en geven op, wat gij ons biedt, omdat gij in één opzicht te weinig geeft, omdat gij te weinig betaalt! En straks, als het avond is en wij zetten ons in gemakkelijke stoelen onder den prachtigen sterrenhemel op het dek, dat onbeweeglijk is op het rustige water der Middellandsche Zee, dan zuchten wij misschien, maar treuren niet. Wat zou ik gaarne thans een paar dagen overslaan in mijn verhaal, dagen, waarin de Middellandsche Zee zich schandelijk gedroeg, door ondanks mooi weer met een deining voor den dag te komen, die voor velen noodlottig werd. Maar ik mag de vriendelijke lezeres, die mij welwillend haar aandacht schenkt, de kennismaking niet onthouden met het jonge vrouwtje, dat bij Genua eenigszins sentimenteel naar de aandoening van zeeziekte verlangde en thans dubbel en dwars haar portie kreeg; ook niet den aanblik van eenige heeren met bleeke gezichten, onbeweeglijk in lange stoelen, gruwend als iemand van een sigaar sprak, waarbij in den middag van 31 October na zwaren strijd ook de geachte spreker zich moest voegen. Wat een verademing, toen tegen vier uur de vuurtoren van Damiëtte gemeld werd - ons herinnerend aan den doorluchtigen graaf, die hier eigenhandig de klokjes in ontvangst nam voor de kerk van Haarlem en daardoor beroemd werd - ons belovend een spoedig herstel in de haven van Port-Said.
Wij bogen eenigszins zuidwaarts om en zagen de zon prachtig ondergaan achter de reede van Damiëtte. Op de blauwgroene zee lagen de zwarte scheepjes, hun masten scherp geteekend tegen den goudgelen horizon. En de deining werd minder om niet het genot te benemen van dit verrukkelijk gezicht. Wat later werd het vuur van Port Said zichtbaar en daarna door rijen van lichtjes de gansche stad, terwijl op den achtergrond de electrische lampen van een schip in het kanaal een blauw schijnsel verspreidden in de donkere lucht.
Om acht uur lagen wij gemeerd en spoedig waren bijna allen aan den wal tusschen het zwarte, bruine en blanke schorriemorrie, waar die uithoek van Afrika vol van is. Letterlijk bij elken stap gevolgd en beschermd door de werkelijk kranige zwarte politie, wandelden wij veilig door de groote straat, langs winkels van allerlei aard, met goederen voor Europa, voor de tropen en voor de reis, langs drankhuizen met en zonder muziek, onophoudelijk vervolgd door lastige bruine handelsagenten, schreeuwend of fluisterend al naar hun waar. Op de beroemde Place de Lesseps zagen wij niets bijzonders, omdat het er stikdonker was en er trouwens, voor zoover mij bekend, buiten een monument ook niet veel bijzonders te zien is. Daarna kochten wij prentbriefkaarten voor zusjes en nichtjes, die daar verzameling in doen, woonden een bedrijf bij van een operette in het Italiaansch, zaten tusschen allerlei boeven in een variëteiten-theater en keerden terug naar boord.
Aan weerskanten van het schip lagen groote, gekoppelde vierkante schuiten met steenkool, en over schuine planken draafden een honderdtal zwarte duivels heen en weer met volle en leege manden, fantastisch verlicht door rookende steenkoolvuren in ijzeren korven op staken. Het duurde nog geruimen tijd voor de zwarte lading was ingenomen en het zwarte volk zich terugtrok; met vervaarlijk geraas werden de loopplanken neergeworpen en daarna haalde een sleepboot de kolenschuiten weg. Het was laat in den nacht en wij hapten gretig in lekkere boterhammetjes met koffie, door de goede zorgen van een menschkundig administrateur gepresenteerd. Daarna werd het leeg aan dek en slechts weinigen zagen om drie uur den loods aan boord komen, waarna het schip dadelijk vertrok.
Den eersten November hadden wij een kalmen, mooien dag in het kanaal van Suez. Grootendeels loopt het door een woestijn van geel zand, langs oevers, die zich vijf tot vijftien meter boven het water verheffen en gaat dwars door verschillende meren. Op geregelde afstanden zijn wachtposten met seinpalen, groepjes huizen en boomen, die aangenaam afsteken tegen de kale omgeving. Een paar malen worden karavaanwegen gesneden en wordt de gemeenschap tusschen de oevers door postveren onderhouden.
Om negen uur 's ochtends passeerden wij een inlandsch kamp met een groot aantal kameelen, die voor grondtransport werden gebruikt aan het westelijk talud. Over den rug van zoo'n beest hingen twee vierkante bakken, die gevuld werden, als het lag, en waarmede het wegliep, als ze vol waren. Enkele zwarte kerels draafden een groot eind mee naast het schip, schreeuwend om geld of tabak, in groot gala en dadelijk te water gaand voor alles, wat de moeite waard leek. De kleintjes aan boord juichten van plezier en ook ons, ouderen, verschafte het genoegen weer medemenschen naast ons te zien.
Overal woestijn om ons heen, slechts een weinig heidekruid in het zand. Dan om twaalf uur de lieve oase van Ismaila, aan het Timsameer, met een witte minaret, slank en glinsterend boven het groen. Weer een poos tusschen boorden van zand en 's middags in het Groote Bittermeer, dat oorspronkelijk een diepe kom was in de vlakte, die bij den aanleg van het kanaal met water uit de Middellandsche Zee werd gevuld. Aan het einde wees de seinpaal van den wal ‘halt.’
Op het dek van de boot is de rookkamer gebouwd en daar bovenop is nog een kleine campagne, bijna ter hoogte van de brug en met een tent gedekt. Daar sloot ik mij met een paar anderen op en genoten wij volop van de heerlijke lichteffecten, welke de zon op water en woestijn teweegbracht. De oevers van het meer zijn laag en golvend en slechts in de verte verheft zich het terrein tot heuvels