| |
| |
| |
Candidaat!
Blijspel in één bedrijf, door A.J. Oostdam,
(Recht van opvoering voorbehouden.)
Personen:
Burgmeijer, koopman. |
Mevr. Burgmeijer, zijn echtgenoote. |
Marie, hun dochter. |
Brecht, goede kennis van Burgmeijer. |
Dirk, huisknecht } bij Burgmeijer. |
Twee dienstmeisjes } bij Burgmeijer. |
Plaats der handeling: huis van Burgmeijer. |
Het tooneel stelt voor: een met luxe gemeubelde huiskamer, op de tafel een schel, aan een der zijwanden een dames-schrijfbureau, deuren rechts en links en op den achtergrond. 't Is avond; er behooren dus lampen te branden.
| |
Eerste tooneel.
Mevrouw en mijnheer Burgmeijer.
driftig heen en weer loopend.
En ik zeg je, dat ik geen toestemming geef. Daar kun je op rekenen.
bij de tafel zittend; kalm.
Maar waarom toch niet? Is Karel geen fatsoenlijke jongen, met een goede positie?
Hij mag wezen wie en wat en hoe hij wil, hij is, wederzijds ingesloten, een zoon van zijn vader.
schertsend.
Daar zal wel niemand aan twijfelen.
nijdig.
Maak nu maar geen grappen; je vat me wel.
Natuurlijk! 't Is duidelijk genoeg.
blijft vóór zijn vrouw staan.
Maar je doet toch, of je 't niet vat. Die Karel, waarop Marie en jij zoo gesteld zijt, is - en dat bedoel ik, dat weet je wel - een zoon van dien Van Rensen, een vent, dien ik niet kan luchten of zien.
met een zucht.
Maar daar kan Karel toch niets aan doen.
heen en weer loopend.
Loop heen met je Karel. Ik wil met dien jongen niets te maken hebben.... Karel van Rensen verloofd met.... Wat zou de Beurs er van zeggen, als ik (blijft voor zijn vrouw staan) mijn dochter gaf aan den zoon van een kerel, die mij....
hem in de rede vallend.
Mij indertijd een vlieg afgevangen heeft, die ik zelf had willen snappen.
nijdig.
Dat noem jij maar een vlieg afvangen.... Onderkropen heeft hij mij! Gemeen onderkropen, zeg ik je.
kalm.
Zoo erg was het niet.
Wat heb jij verstand van beurszaken?
Van beurszaken niet, maar wel van jou zaken. Als jij hèm de vlieg eens had kunnen afvangen?
opschrikkend, blijft staan, ziet zijn vrouw aan.
Bemoei je niet met beurszaken. Blijf bij je onderwerp, je lieven Karel.
geraakt.
Mijn lieven Karel! Hoort eens! 't Zijn alleen de belangen van onze dochter, die ik bepleit. Marie heeft hem innig lief en hij haar!
Natuurlijk, natuurlijk! Je zoudt er een versje op kunnen maken. Maar ik blijf er bij, dat de heele Beurs....
in de rede vallend.
De heele Beurs zou zeggen, dat je dochter een goede partij doet.
Ze heeft geen goede partij noodig. Ze is, wederzijds ingesloten, zelf een goede partij.
Mag ze daarom geen jongen met een goede positie hebben? Wie of wat zoudt ge dan wel voor schoonzoon wenschen?
de parijsche wereldtentoonstelling: Panorama van de brud Alexander III en de paleizen op de Esplanade der Invalieden.
| |
| |
beslist.
Houd nu maar op. Ik wil niet, en daarmee....
beslist.
Is het nog niet uit. 't Zou een veel te gelukkig paar zijn, om ze zoo zonder reden tegen te werken.
nijdig.
Zonder reden, zeg je? Goed.... Maar toch blijf ik er bij.
ironisch.
Kom, kom, je zult wel inzien, dat ik....
Dat jij!.... Niets!.... Ik wil nu eens mijn zin hebben, al zal het niet zonder tegenstribbelen gaan....
mokkend.
Tegenstribbelen.
Ja, dat doe je altijd, als ik wat hebben wil... Maar ééns van je leven heb je 't niet gedaan.
nieuwsgierig.
Wanneer dan wel?
schouderophalend.
Toen ik je hand vroeg.
schertsend.
En is je dat niet goed bekomen?
zachter gestemd.
Zoo maar la la! Je ziet zelf, wat voor onaangenaamheden ik nu weer heb. (Zich opwindend.) De heele Beurs zou er, wederzijds ingesloten, van staan te kijken, als ik.... (loopt driftig heen en weer) als ik.... 't Gebeurt niet.
ironisch.
Nu, als 't je den eersten keer niet goed is bekomen, je zin te krijgen, moest je 't maar geen tweeden keer probeeren, vooral niet in zoo'n gewichtige zaak.
Toe maar!.... Dus juist in een gewichtige zaak zou ik.... Dank je wel.... Als 't nu nog japonnen of....
opstaande.
Zeg, man, blijf nu ook bij je onderwerp. Er is geen sprake van japonnen.
doorslaande.
Geen sprake van? Dat zou je eens zien, zoodra dat engagement er maar door was. Jij wat nieuws, Marie natuurlijk wat nieuws, de andere kinderen wat nieuws, allemaal, wederzijds ingesloten, voor dien mooien schoonzoon. Bij jullie vrouwen is altijd het eigen ik de achtergrond van de dingen.
zich opwindend.
Zeg dat liever van de mannen. Wat is jou motief voor je weigering? Niet het geluk van je kind, maar de vrees, dat men op de Beurs er wat van zeggen zal.
met waardigheid.
Wij mannen letten op de hoogere belangen.
schouderophalend.
Dat kennen we. Dat is het monopolie van de mannen. De vrouwen....
Begin maar niet te preeken. (ziet op zijn horloge.) Je kent mijn opinie.... 't Is nu tijd voor de kiesvereeniging.... Ik ga me kleeden.
spottend.
Bedenk je dan nog maar eens, als je 't daar over hoogere belangen hebt.
Mijnheer links af.
| |
Tweede tooneel.
nadenkend.
Zou dat verzet nu niet te breken zijn?.... Zóó heeft hij nog nooit voet bij stuk gehouden. Ik moet er wat op vinden, want 't belooft een veel te gelukkig paartje, om er niet alles voor in 't werk te stellen.
Marie treedt rechts binnen, na om 't hoekje van de deur gekeken te hebben.
| |
Derde tooneel.
Mevrouw, Marie.
vol verwachting.
Nu, ma, hoe is 't afgeloopen?
Nog niets gevorderd, kind. Ik heb weer gepraat als Brugman, maar pa zei....
driftig.
Toch niets kwaads van hem, hoop ik. Er valt niet zooveel (maakt de daarbij behoorende beweging met de vingers) op hem te zeggen.
Wind je maar niet op. Je weet, dat in pa's oog Karels eenige, maar onvergeeflijke fout is, dat hij Van Rensen heet.
mokkend.
Karel zegt, dat zijn vader niet weet, wat de mijne toch tegen hem heeft, Mijnheer Van Rensen denkt aan geen vijandschap.
Dat maakt ge je vader nooit wijs.
driftig.
Maar als Karel het toch zegt....
lachend.
Karel is voor jou wel een orakel, maar voor je vader nog niet.
Nu, ik geloof dat mijnheer Van Rensen zich niet zoo haatdragend zou betoonen.
bestraffend.
Hoor eens, je hebt je vaders daden of gedrag niet te beoordeelen.
Maar Karel kan er toch in ieder geval niets aan doen? Hij zou wat een aardige schoonzoon zijn.
lachend.
Dat wil ik wel van je aannemen.
haar moeder liefkoozend.
Ja, u zoudt het wel goedvinden. Zou pa in 't geheel niet tot andere gedachten te brengen zijn?
Mettertijd zou 't misschien wel gaan, maar....
ongeduldig.
Mettertijd, mettertijd.
Laat me toch uitspreken. Ik vind mettertijd ook niet de meest gewenschte manier, en daarom....
Er wordt geklopt.
Ja!
Dirk treedt door de achterdeur binnen.
| |
Vierde tooneel.
Mevrouw, Marie, Dirk.
Mevrouw, daar is mijnheer Brecht, om mijnheer te spreken.
Mijnheer Brecht?.... O, laat dien maar hier.
Dirk af.
| |
Vijfde tooneel.
Mevrouw, Marie.
nieuwsgierig.
Nu, ma, ga door.... En daarom....
En daarom zal ik er wat op zien te vinden, om de zaak eerder haar beslag....
Dirk laat Brecht binnen.
| |
Zesde tooneel.
Mevrouw, Marie, Brecht.
buigende.
Mevrouw, mejuffrouw.
Goeden avond, mijnheer Brecht. U komt zeker mijn man halen voor de kiesvereeniging. Hij sprak er over. Wat is er van avond aan de hand?
't Stellen van een candidaat voor den Gemeenteraad, mevrouw.
ironisch.
Heel gewichtig, heel gewichtig.... Neem een oogenblikje plaats, mijnheer. Ik zal mijn man dadelijk waarschuwen.
Mevrouw links af.
| |
Zevende tooneel.
Brecht, Marie.
Mejuffrouw, het doet mij waarlijk genoegen, u even alleen te spreken. Ik heb een boodschap voor u....
verrast.
Zeker van Karel.
Juist. Hij heest mij opgedragen, u zijn groeten te doen. En hij verwacht stellig de complimenten terug. ‘Kerel, zei hij, je kunt niet weten, maar als je juffrouw Marie ziet, doe haar dan....’ Enfin, dat weet u. En dat hij de groeten terug verwacht, hoe kan dat zijn boezemvriend onbekend wezen?
Natuurlijk. U.... u weet zeker, dat....
Weet er alles van. Maar Karel geeft den moed niet op.
ferm.
Ik ook niet. Laat ik u eens zeggen.... O, daar is mama....
Mevrouw binnen.
| |
Achtste tooneel.
Mevrouw, Marie, Brecht.
Marie, laat ons even alleen. Ik heb met mijnheer Brecht wat te bepraten.
naar de deur gaande.
U weet er alles van, mijnheer.
onderzoekend.
Wat weet mijnheer?
Marie, door de deur rechts vertrekkend.
Och niets! Zeg u 't maar, mijnheer.
| |
Negende tooneel.
Mevrouw, Brecht.
Eenvoudig dit, mevrouw. Karel droeg mij op, mejuffrouw uw dochter zijn groeten te doen en nu heb ik dezelfde opdracht vice versa. Wat was er van uw dienst?
Iets.... ja, hoe zal ik het zeggen.... iets van zeer bijzonderen aard. Ik ken u, mijnheer, als iemand, dien men volkomen vertrouwen kan, en dat gij Karels beste vriend zijt, versterkt mij in mijn plan. Ik zal u dit eens spoedig.... mijn man kan dadelijk komen.... duidelijk maken.
Ik ben zeer benieuwd, mevrouw.
haastig.
U weet, dat mijn man tegen dat engagement is, en waarom. Nu ben ik er zeker van, dat hij er later spijt van hebben zou, als 't eens geheel om hem afstuitte, en daarom heb ik een onschuldige list verzonnen, waarbij u mij helpen moet.
Ik u helpen?
Men hoort voetstappen.
zachter sprekend.
Daar komt mijn man al aan.... dus kan ik het u niet meer uitleggen.... Enfin, als u hem maar wilt beduiden, dat hij van avond candidaat wordt gesteld en daarom liever thuis moet blijven.
verbaasd.
Maar mevrouw, er bestaat....
Dat heeft u toch wel voor uw boezemvriend over?
ontwijkend.
Ik.... Maar niemand.... Mijnheer....
Ik vertrouw op u (de voetstappen naderen) en op uw volkomen discretie. Er is voor u toch geen gevaar bij, want wat belet u, den naam Burgmeijer in 't debat te noemen. (Gaat naar de deur.) Dus ik mag op u rekenen.... (neigend) Mijnheer.... u zult ons een vreeselijk genoegen doen.
Mevrouw rechts af; mijnheer links op.
(Wordt vervolgd.)
|
|