Niet lang blijft de Lorelei zichtbaar. De boot stoort zich weinig aan het enthousiasme der reizigers en voert ons langs St.-Goarshausen verder. Op deze hoogte ligt het kasteel van de graven van Katzenelnbogen, dat kortweg ‘de Kat’ genoemd wordt, en een goed half uur verder verrijst ‘de Muis,’ in de middeleeuwen een concurrent van No. 1.
Wij leggen nu even aan te St. Goar, dat roem draagt op een groote haven. Dit stadje is zeker het fraaist gelegen van alle kleine plaatsen aan den Rijn. De omgeving is rijk aan interessante en schilderachtige partijen, en overal spreidt de natuur haar schoonste schatten ten toon. De prachtige ruïne van het slot Rheinfels, 115 meter boven de rivier gelegen, beheerscht het geheel, en ook hier dalen zware muren, van torens voorzien, den berg af en reiken tot in het stadje en aan den stroom.
Langs allerlei lieflijke en vriendelijke dorpjes, soms verscholen tusschen bosschen en boomgaarden, soms gelegen aan den voet van grillige rotsen, waar de mensch in steengroeven of loodmijnen aan de aarde haar schatten ontrukt, stoomt de boot al verder en voert ons naar het bekende stadje Boppard, waar de Rijn een zeer scherpe bocht beschrijft, die ongeveer twee derden van een cirkel omtrek beslaat. Ook hier vindt men een paar bezienswaardige kerken en de overblijfselen van kolossale Romeinsche vestingwerken. Te midden van een bosch van vruchtboomen ligt, 30 meter boven de rivier, het oude klooster Marienberg, dat de laatste halve eeuw dienst doet als een gezondheids-inrichting, waartoe het door zijn schoone ligging en frissche bronnen uiterst geschikt is.
Even buiten Boppard, een honderd meter hoog, ligt een punt, dat de ‘plaats der vier meren’ genoemd wordt, en waarvan de Illustratie in een vorigen jaargang al eens een afbeelding heeft gegeven. De wonderlijke draai, dien de Rijn hier maakt, in verband met de bijgelegen bergen, is oorzaak, dat de toerist van de rivier vier afzonderlijke stukken ziet, die den indruk geven van meren.
In deze omgeving bloeit nog in even volle kracht de wijnbouw. De hellingen van de bergen op den noordelijken oever zijn, door de plotselinge bocht van den Rijn, geheel beschut voor de gure winden en liggen vlak op het zuiden. Deze streek, de Bopparder Hamm, verkeert dus in dezelfde gunstige omstandigheden als de Rheingau, en natuurlijk heeft de mensch hiervan geprofiteerd.
Wij naderen nu zoetjesaan Coblenz. Het Rijndal is en blijft tot bij deze stad heerlijk schoon en telkens treft een ander tooneel onze oogen. Even voorbij Braubach zien wij 150 meter boven de rivier den indrukwekkenden Marksburg, de eenige burcht aan den Rijn, die ongeschonden is gebleven. Een weinig verder, op den linkeroever ligt Rhens, waar de bron is die het bekende Rhenserwater oplevert. Maar meer de bezichtiging waard is de nabijgelegen ‘Königsstuhl,’ een geschiedkundige merkwaardigheid, die aan den Rijn weinig gelijken telt. Het monument, bestaande uit een achthoekig bouwwerk van ruim zeven meter middellijn en bijna zes hoogte, dagteekent uit de veertiende eeuw en diende tot vergaderplaats voor de keurvorsten van het Duitsche rijk, waar zij beraadslaagden over oorlog en vrede, den nieuwen keizer benoemden enz. Vlak voor den Königsstuhl, midden door de rivier, liep de grens van de vier keurvorstelijke staten vanden Rijn: Keulen, Trier, Mainz en de Palts; zoodat vrij zeker mag worden aangenomen, dat juist daarom de vergaderplaats op deze plek werd gekozen.
Schuin tegenover Rhens liggen de nog meer vermaarde Minerva- en de Victoria-bron, waar van het water over de gansche wereld wordt verspreid. Deze bronnen liggen in de nabijheid van het aloude Oberlahnstein, een plaatsje, dat gelegen is aan de uitmonding van de Lahn in den Rijn. Oberlahnstein bezit nog een deel van zijn oude wallen en een paar goed bewaarde vestingtorens, maar natuurlijk worden deze alleen onderhouden voor het pittoreske en de geschiedkundige waarde. Het stadje zelf heeft meer voordeel van de verschillende industrieën, die er gedreven worden. Van Braubach af nl. wijken de bergen langzamerhand achteruit en rondom de monding van de Lahn ligt tusschen de bergen en den Rijn een kleine vlakte, die ongeveer een kilometer breed is. De nijvere mensch heeft hiervan partij getrokken, en behalve de verschillende gebouwen, die dienst doen bij de exploitatie der bronwateren, verrijzen hier verscheidene fabrieken, ijzergieterijen en andere inrichtingen. Dicht bij Oberlahnstein, op een steile rots aan de Lahn, ligt de burcht Lahneck, waarvan de sage zegt, dat hij aan de Tempeliers heeft behoord; maar veel meer bekend en veel merkwaardiger is het slot, dat vlak tegenover het stadje op een fraaien berg, 100 meter boven den Rijn is gelegen. Ik bedoel Stolzenfels.
Dit kasteel draagt zijn trotschen naam met recht en met eere. Zonder twijfel is het het grootste en prachtigste slot aan den geheelen Rijn, en het uitzicht is er van dien aard, dat alleen het Niederwald en de Drachenfels daarmee kunnen wedijveren. Het slot dagteekent uit de dagen van den Keulschen dom, maar is later aanzienlijk vergroot. In de Middeleeuwen resideerden de Aartsbisschoppen van Trier er meermalen, maar de troebelen van deze en latere tijden deden zich natuurlijk ook hier gevoelen. In 1689, bij de strooptochten en het Vandalisme der Franschen werd het slot ingenomen en verwoest, en eerst in deze eeuw is het gerestaureerd door Frederik Willem IV, koning van Pruisen, die het in 1823 van de stad Coblenz ten geschenke had gekregen, toen hij nog kroonprins was.
De herstelling duurde van 1836 tot 1842, maar nu is Stolzenfels dan ook in volle glorie hersteld, en de hooge muren en de slanke torens, met tinnen voorzien, steken vroolijk en forsch de lucht in. De bezitting behoort thans aan keizer Wilhelm II, en met recht kan men zeggen, dat zelfs een keizer van het nieuwe Duitsche rijk trotsch mag zijn op zulk een domein.
Onze boot vaart al deze heerlijkheden voorbij en gunt ons een blik in het Lahndal, dat voor toeristen een bezoek overwaard is, vooral naar Ems, Nassau en Limburg, waar natuurschoon, historische herinneringen en bouwkundige meesterwerken om den voorrang dingen.
Weldra zien wij aan onze linkerhand het groote eiland Oberwerth en varen onder de spoorbrug door, die over dit eiland heen de beide oevers verbindt. Even verder ligt Coblenz voor ons en daartegenover rijzen de steile, prachtige rotsen van Ehrenbreitstein hoog de lucht in. De boot vaart nog onder een spoorbrug door, slipt iets verder door de schipbrug en ligt weldra stil aan de kade van de stad. Onze tocht heeft ongeveer drie uren geduurd en de tijd is omgevlogen.