De H. Philomena.
Bijna vijftien eeuwen lang zijn de reliquieën der H. Philomena in den schoot der aarde begraven geweest. Eerst den 25n Mei 1802, toen men opgravingen deed in de catacomben der H. Priscilla aan de via Salaria te Rome, werden zij gevonden. Men stiet op een grafsteen, waarin zinnebeelden van maagdelijkheid en martelaarschap, als een anker, drie pijlen, een palmtak, een geeselroede en een lelie waren gegrift, met een Latijnsch opschrift, waarvan de eerste en laatste letters door de werklieden waren beschadigd en dat beteekende: ‘Philomena, vrede zij met u.’ Toen de grafsteen was verwijderd, zag men de kostbare overblijfselen der H. martelares. Naast haar stond een vaas van zeer fijn glas, waarvan de eene helft gebroken, de andere heel was. De binnenkant der vaas was met verdroogd bloed bedekt, - een zeker teeken, dat Philomena een martelares was, want in de eerste tijden van het Christendom was het gebruikelijk, dat het bloed der martelaren door vrome Christenen werd opgevangen.
Terwijl men zich beijverde, het bloed van de stukken der vaas te verwijderen en men ook de kleinste deeltjes met de grootste zorgvuldigheid in een kristallen vaas verzamelde, bemerkten de aanwezige personen, onder wie mannen met groote geestesgaven, tot hun groote verbazing, dat de kristallen vaas plotseling voor hun oogen begon te schitteren. Als de bloeddeeltjes van de scherven in de kristallen vaas vielen, werden zij glanzend als goud. Deze verandering was niet voorbijgaand, maar bleef. Sommige bloeddeeltjes schitterden als het zuiverste goud, andere als zilver, weer andere als diamanten, robijnen, smaragden en andere kostbare edelgesteenten. De kleur van het bloed, eerst bruin en donker, nam in de kristallen vaas een zoo schitterende kleurenmengeling aan, dat zij op het kleurengamma van den regenboog geleek.
Men wist evenwel niets van de geschiedenis van den marteldood der H. Philomena, en kon enkel uit de zinnebeelden, op den grafsteen gegrift, de omstandigheden van haar marteldood vermoeden.
Het eerste zinnebeeld was een anker. Nu is dit wel bij de Chistenen het symbool der hoop, maar in dit geval mocht verondersteld worden, dat Philomena in het water was geworpen, evenals onder de regeering van keizer Trajanus de heilige Paus Clemens.
Het tweede zinnebeeld was een pijl. Deze kon beteekenen, dat Philomena met pijlen was doorboord, evenals onder keizer Diocletiaan de heilige martelaar Sebastianus.
Het derde zinnebeeld was een palmtak, die in den regel op het midden van een grafsteen voorkwam en een bewijs was, dat Philomena zegevierend den martelaarspalm had verworven.
Verder was er in den grafsteen een geeselroede gegrift, waaruit men kon besluiten, dat Philomena als zooveel andere martelaren gegeeseld was.
Men zag op den grafsteen ook nog twee andere pijlen, een daarvan met de spits naar buiten, de andere naar binnen gekeerd. De beteekenis daarvan was moeilijker te gissen. Misschien beteekende het, dat de pijlen, die men op Philomena had afschoten, op wonderbare wijze weer op de schutters waren teruggevlogen.
Het laatste zinnebeeld op den grafsteen was een lelie, die geen twijfel overliet, of Philomena was niet enkel met den palm van het martelaarschap, maar ook met de maagdelijke waardigheid getooid, de heerlijkheid des Hemels binnengegaan.
In het jaar 1805 werden de kostbare relieken der H. Philomena aan een ijverig en vroom priester uit het diocees Napels, Francesco de Lucia, voor zijn kerk te Mugnano afgestaan, waar de vereering der heilige maagd en martelares weldra algemeen en vurig was en waar door haar voorspraak tal van wonderen geschiedden.
Aan drie personen van beproefde godsvrucht werd geopenbaard, hoe de H. Philomena de martelaarskroon had verworven. De eerste was een jong ambachtsman, die zich door reinheid des harten en oprechte godsvrucht onderscheidde; de tweede een vroom priester en warm vereerder der Heilige; de derde een kloosterzuster te Napels, die herhaaldelijk vertrouwelijke gesprekken met de H. Philomena had, welke haar, toen ze op zekeren dag in haar cel in het gebed verslonden was, haar levensgeschiedenis en marteldood meedeelde. In het kort komen die hierop neer:
Philomena was de dochter van een vorst, die over een kleinen staat in Griekenland regeerde, en ook haar moeder was van koninklijken bloede. Dat hun echt kinderloos bleef, vervulde hen met groote droefheid, en toen een geneesheer uit Rome, Publius geheeten en Christen, hun beloofde, dat hun wensch zou vervuld worden, indien zij zich lieten doopen, namen zij het christelijk geloof aan.