Op de Parijsche Wereldtentoonstelling.
I.
Bij vogelvlucht.
‘Binnen enkele dagen heb ik alles gezien,’ schreef me een vriend, die in de heilige overtuiging leefde, dat men in viermaal vier en twintig uren de reis naar de Fransche hoofdstad achter den rug en de Expositie in den zak kon hebben.
Gelijk allen, die spreken na gezien te hebben, kwam hij spoedig van dien waan terug. En geen wonder! Beschouw een oogenblik met aandacht de gravure op de eerste bladzijde, en zeg mij, of 't mogelijk is die terreinen in een paar dagen te doorrennen. Let wel: ik spreek niet van doorwandelen, waarbij alleen gelegenheid bestaat tot waarnemen en bewonderen.
Ik herinner me een merkwaardig type van bezoekster, welke bij de tentoonstelling van 1883 te Amsterdam mijn verbazing wekte en mijn vroolijkheid gaande maakte te gelijk. 't Was een boerin met den boterkorf aan den arm. Zoo iemand dan was deze ‘onder den indruk,’ een eigenaardigen. In den stormpas, met open mond en starende oogen holde zij voort tusschen de uitstallingen. Lokken mocht hier en ginds, wat kunst en nijverheid schoons en heerlijks ten toon spreidden in de stad, welke, naar Vondel zong,
De kroon draagt van Europe,
onze buitenbewoonster scheen den duren eed gezworen te hebben: ‘Zoolang ik hier achter het Rijksmuseum omzwerf, zullen mijn oogen niets anders zien dan de punten mijner schoenen.’ En voort stormde zij! Ook zij was op de Wereldtentoonstelling geweest!
Geen mijner lezeressen of lezers zal lust gevoelen, op die manier een expositie als de huidige een bezoek te brengen. Mochten zij, gedwongen door zaken of anderszins, slechts een vluchtig kijkje kunnen nemen, dat zij dan te voren een plan opmaken of een gids zien te krijgen, die voor hen uit het meest bezienswaardige een keuze doet.
Goede diensten kan daarbij bewijzen ‘Paris Exposition 1900’, uitgave van ‘La Librairie Hachette et Cie, 79, Boulevard St. Germain.’ In een klein bestek vindt men in dit werk van slechts anderhalven frank al de plannen, al het merkwaardige der expositie en van Parijs en omstreken bij elkander. Wie kennissen of vrienden in de Seine-stad bezitten, wenden zich tot hen om inlichting en geleide. Dat toch is de beste zekerheid, de beste waarborg tegen eventueele teleurstellingen.
De expositie bij vogelvlucht opnemend, vinden we reeds een hulpmiddel om hare uitgestrektheid eenigszins te kunnen schatten. Als afscheiding tusschen de verschillende hoofddeelen: Cours-la-Reine tot en met Trocadéro ter eene, Esplanade der Invaliden en Marsveld ter andere zijde, vinden we de Seine. Of wij zouden wenschen, dat de stroom in andere richting zijn geelgroene wateren voortstuwde, dan wel, dat de terreinen, niet door hem in twee helften gescheiden, elders mochten gevonden worden? Niets van dit alles.
Juist de Seine leent aan deze tentoonstelling een nieuwe schoonheid en maakt Parijs tot de eenlinge onder de wereldsteden, wat betreft gunstige ligging. Met het groote aantal bruggen en het drietal hulpbruggen voor voetgangers mag de rivier schier geen afscheiding meer genoemd, is althans het onaangename daarvan tot een minimum herleid.
Er is meer. Laten we veronderstellen, dat we, van het Concorde-plein komende, den hoofdingang binnentreden. Van daar tot en met de Alexander-brug is genoeg te zien, om den tijd voor een eerste bezoek geheel in beslag te nemen. En wilt gij absoluut de brug over - welaan, dan vindt gij een oogenblikje, om op uw verhaal te komen en even uit te rusten, vermoeid als uw aandacht al spoedig is.
Richt 's avonds uw schreden naar de Concorde-brug; kies uw standplaats zóó, dat gij de Alexander-brug in schuine richting vóór u hebt, en indien er slechts één greintje gevoel voor het schoone in uw boezem te vinden is, zult gij opgetogen staan.
Over het anders groezelig groene water loopt nu een breed uitgestreken vuurvlam; een wondere trilling van goudvonken speelt en dartelt langs de golfjes, zachtkens wegstervend even vóór de pijlers van de Concorde brug. Der Seine danken we den reuzenspiegel, die de verlichting der oevers, der bruggen, der tallooze gebouwen niet enkel weerkaatst, maar ook tot een dubbel genot maakt voor het oog. Denk den stroom met zijn gouden lichtspelingen weg, en het gansche tooneel, tooverachtig schoon, verliest de helft van zijn aantrekkelijkheid, lijkt niet half zoo bekoorlijk.
Wat de Eiffel-toren is voor het gedeelte in het Marsveld: de hooge wachter, onder welken men doorgaat, om de verschillende gebouwen in rechthoekvorm te bereiken, dat is de Parisienne bij den monumentalen ingang. ‘De Salamander’ heeft haar de volksmond tamelijk familiaar genoemd, en ofschoon wij niets willen afdingen op den arbeid van den meester, die deze Parisienne in haar nieuwmodischen mantel als een electrische balanceerpop honderden voeten boven onze hoofden plaatste, zij noch de beide minaretten, welke haar flankeeren, vermogen ons tot bewondering te verleiden. 't Is alles te mager, te ijl; 't verliest zich te veel in de ledige ruimte van den hemel daarachter. Wat de verlichting van den hoofdingang betreft, deze is fraai en de gekleurde glazen ballen, duizenden en duizenden in getal, temperen op prettige wijze den anders veel te schellen gloed der electrische lampjes.
Van den hoofdingang loopt een allee, die voor de eerste maal rechthoekig gesneden wordt door de Avenue Nicolas II, welke, aan de Champs-Elysées beginnend, het groote en het kleine paleis, respectievelijk voor moderne en oude kunst bestemd, tot haar grenzen heeft, en haar voortzetting vindt in de Alexanderbrug, de fraaiste brug van Parijs, wier steunpunten aan deze en aan gene zijde juist 107½ meter van elkaar verwijderd zijn. Over genoemde brug gaande, bereikt men de breede steenmassa van de gebouwen op de Esplanade der Invaliden.
De rue des Nations en de rue de Paris strekken zich aan weerszijden langs de Seineoevers uit, en wel van de brug der Invaliden tot de Alma-brug.
Kunnen we de rue des Nations het officieele gedeelte noemen, de rue de Paris is de groote kermiswijk, waar Turksche trom en bekkens en kluchtig getatoeëerde clowns de menigte tot stilstaan en binnentreden verlokken. Verreweg de meeste gelegenheden tot vermaak bieden weinig voor de één of meer franks entrée, welke van den bezoeker worden gevraagd. Veelal zal men ze verlaten met de klacht: ‘'t Loont de moeite niet; we zijn er aan bekocht.’
Waarom ook zijn kostbaren tijd verbeuzeld binnen een vaak benauwde kermistent, terwijl elders zoo ontzaglijk veel schoons en nuttigs te aanschouwen valt?
‘Oud Parijs,’ van de rue de Paris gescheiden door de Alma brug, is de voortzetting daarvan, 't Is een eigenaardig genot binnen deze schepping van Robidaa om te wandelen, doch wie meenen mocht, dat zijn entrée-geld hem hier overal de deuren opent, komt leelijk bedrogen uit. 't Is telkens bijbetalen, of voorbijgaan zonder iets te zien, wat velen een bittere teleurstelling is. ‘Dan was 't in Oud-Antwerpen beter!’ verneemt men vaak.
Rond het Trocadéro strekken zich de gebouwen uit, welke te zamen de Fransche en de buitenlandsche koloniën vertegenwoordigen, terwijl ook Aziatisch Rusland, China en Japan, de Fransche katholieke missiën en Egypte er hun paviljoenen bezitten.
Hier hebben de verschillende naties gewedijverd in het aanbrengen van iets typisch; ook de verschillende gebouwen zelve moesten de trouwe afspiegeling wezen van de architectuur der onderscheiden landen.
De ietwat plompe Russische torens, de slanke minarets en verblindend witte koepels, de reproductie van het fraaiste specimen van Boedhistische bouw- en beeldhouwkunst op Java, de sierlijke woningen der Padangsche Bovenlanden, de omgebogen gele daken van de Chineezen, de blanke puntgeveltjes van het paviljoen der Zuid-Afrikaansche Republiek, een hooge klokketoren uit de Fransch-Aziatische bezittingen, dit alles en meer heeft men aan zijn voeten, wanneer men, op de trappen van het Trocadéro-paleis staande, voor zich uitblikt in de richting der Seine.
Aan den overkant der rivier het Marsveld, geheel van gedaante veranderd, onherkenbaar voor allen, die in 1889 Parijs bezochten. Zelfs de Eiffeltoren is niet meer dezelfde, aangezien hij de bruinroode schavotkleur tegen een goudgeel oranjetintje verwisseld heeft. Waar de waggons van het ‘groote rad’, bijna onmerkbaar rijzend en dalend, hun reuzencirkel in de lucht beschrijven, aan den kant van de Avenue de Suffren, is 't wederom de kermis, die het hoofdbestanddeel uitmaakt.