gezet. Is het wonder, dat de Römerberg tot het hart van iederen Frankforter spreekt?
De zuidzijde van het plein wordt ingenomen door de Nikolaï-kerk, een fraai Gothisch gebouw uit de dertiende eeuw, maar het meest wordt het oog van den bewonderenden aanschouwer geboeid door de huizen, die de andere zijden van dit bevoorrecht plekje omringen.
Men kan ze één voor één beschouwen, en aan ieder ontdekt men weer andere schoonheden; elke woning op zich zelf is een meesterstuk en alle te zamen vormen een onovertroffen schoon geheel. Het meest echter werden wij aangetrokken door het hooge huis van zeker zeven verdiepingen, dat op den hoek staat van den Römerberg en de Wedelgasse. Dit gebouw dagteekent uit den tijd der vroeg Duitsche Renaissance, uit de jaren, waarin alles stond onder den invloed van Holbein en Dürer. De voorgevel, die aan het plein ligt, is geheel van hout en van onder tot boven bedekt met sierlijk snijwerk, dat paneelsgewijs onder en boven en tusschen de ramen is aangebracht. Door den tijd is deze gevel pikzwart geworden, zoodat hij er uitziet als gepolitoerd ebbenhout, maar van somberheid is bij dit meesterwerk toch geen sprake.
De zijgevel aan de Wedelgasse is even fraai, maar heel anders van opvatting. Hier is de geheele muurvlakte beschilderd in vroolijke, lichte tinten en naar den geest van den tijd. Mythologische en Bijbelsche tafereelen wisselen elkaar af. Naast het oordeel van Paris prijkt het offer van Abraham. De schaking van Helena, Diana en Endymion, Neptunus en meer dergelijke heele en halve godheden der Grieken en Romeinen staan tusschen profeten en koningen van het Oude Testament.
Na dat alles bewonderd te hebben, staken wij de aangrenzende St.-Pauls-Platz over en traden de St.-Paulskerk binnen. Niet, dat dit gebouw op zich zelf merkwaardig is, maar in het midden dezer eeuw diende het tot parlementsgebouw van den Noord-Duitschen Bond. Wij zagen dan ook verschillende afbeeldingen en gravures, voorstellende vergaderingen van de afgevaardigden. Verder maakten wij de opmerking, dat de gewelven van de kerk niet te zien waren, daar ongeveer op de halve hoogte de inwendige ruimte door een zoldering is overdekt van beschilderd doek; en daar er verder in het kille, kale gebouw niets meer te bewonderen viel, namen wij haastig afscheid en stapten wij weer in de lichte, warme zomerlucht daarbuiten.
Het relaas van de wandeling, die wij toen maakten, zal ik den geduldigen lezer maar sparen. Op dit drukste uur van den dag vertoonde Frankfort zich voor ons als iedere andere groote stad en als overal elders genoten wij ook hier van de gezellige beweging in de hoofdstraten. Zoo zagen wij op zijn voordeeligst de Rossmarkt met het standbeeld van Gutenberg, de Dam van Frankfort; vlak daarbij de Goethe-Platz en de Schiller-Platz, waarop respectievelijk monumenten prijken ter herinnering aan beide vermaarde dichters. Men heeft hier dus bijna ‘des Guten zu viel,’ 't is in een klein bestek een opeenhooping van drie centrums elk met een standbeeld.
Op deze hoogte zagen wij ook het huis van Rothschild, het paleis der graven van Thurn und Taxis, de nieuwe Beurs en meer fraaie, groote of opmerkenswaardige gebouwen, totdat wij uitkwamen bij den Eschenheimer-toren, die als een vergeten middeleeuwsche reus tusschen de moderne pygmeeën staat.
Deze toren is een der schoonste voorbeelden van middeleeuwsche versterkingskunst. Van onder vierkant, van boven rond en uitloopend in een spits, door vier kleinere torentjes omringd, heeft het bouwwerk een zeer pittoresk silhouet. De weergang, die achter de tinnen van den geheelen stadsmuur rondliep, zette zich ook achter den toren voort, zoodat deze geen hinderpaal was tusschen de nabijgelegen wallen.
Van dezen toren af voerde de tram ons in twintig minuten naar den Friedhof, het wijdvermaarde kerkhof van Frankfort, dat één verzameling is van monumenten en gedenkteekenen.
Door een zware Dorische portiek betraden wij den Godsakker, die uitmunt door fraaien aanleg, geheel in overeenstemming met het doel van deze plaats. Lang dwaalden wij door de stille lanen en de dichte bosschages van de rustplaats der dooden, altijd indrukwekkend en stemmend tot ernst door het geheimvolle zegel, dat de Dood op al het zijne drukt. Talloos zijn de eenvoudige kruisen, de meer deftige, maar minder roerende grafsteenen en de weidsche, dikwijls pronkerige, maar kille, grootsche monumenten en beeldgroepen.
Geen bezoeker mag verzuimen het graf der familie Bethmann binnen te treden en daar de bas-reliefs te bewonderen van Thorwaldsen, den Deenschen Michel-Angelo, en het mausoleum te bezichtigen van Wilhelm II van Hessen met zijn gemalin.
Het volgend nummer van ons dagprogram bevatte een bezoek aan het Staedel-Museum, een instelling, waarop Frankfort met recht groot mag gaan en die in de rij beroemde verzamelingen van Duitschland een eervolle plaats inneemt.
Toen de rijke Frankforter Jan Frederik Staedel in 1816 overleed, legateerde hij aan de stad zijner inwoning zijn huizen, zijn verzameling schilderijen en gravures en een kapitaal van een en een kwart millioen gulden, ten einde daarvan een Kunstacademie te stichten en te onderhouden, - een Duitsche Pieter Teyler v.d. Hulst dus.
Eerst werd de verzameling onder dak gebracht in een particulier huis, maar sedert 1878 draagt Frankfort roem op het fraaie gebouw, dat nu in Sachsenhausen aan den oever van de Main de schatten bergt.
Het Staedel-Museum is een paleis in den echten zin van het woord. Het hoofdgebouw met zijn monumentalen ingang, balkon en koepel maakt een grootschen indruk en staat in gelukkige verhouding tot de zijvleugels. De zes groote bas reliefs boven de vensters maken vooral het grootsche sieraad uit van den deftigen gevel.
Al dadelijk waren wij geheel onder den indruk, toen wij in de ruime achthoekige vestibule de afgietsels zagen van het beroemde graf van Maximiliaan I en de hofkerk te Innsbrück; maar toen wij de fraaie trap hadden beklommen en de eerste zaal rechts binnen waren getreden, ging onze bewondering over in verrukking en de thermometer der vaderlandsliefde stond op bloedwarm. De hoogste roem van het Staedel-Museum maken de Hollandsche en Italiaansche meesters uit, maar de Hollanders spannen de kroon.
Zie toch die heerlijke schilderij ‘David voor Saul’ van Rembrandt, een onderwerp, dat hij meermalen heeft behandeld, maar zelden zoo schoon als hier. Zie die keurige en kleurige portretten van Frans Hals, die den meester in zijn volle kracht toonen. Bewonder de prachtige stukken van Ruysdael, Ostade, Van Dijck, De Hoogh en den helaas te vroeg ontslapen Fabricius; de fijne kunst van Jan Steen en Dou, van Bega en Wouwerman, en om de overtuiging op te doen, dat poëzie overal is te vinden, bezichtig dan eens wat langer, evenals wij deden, dat prachtige ‘Geslachte varken’ van Van Slingelandt, dat in at zijn naturalistische opvatting meer schoonheden bevat dan tien ‘Slagen van Waterloo.’
Ziehier een der weinige stukken van Jan Steen, waarin hij een Bijbelsch onderwerp behandelt: ‘Mozes slaat water uit de rots.’ Ginds hangt een fraaie proeve van het talent van Terburg en even verder treft u iets van Elsheimer, van Van Everdingen, Van der Neer, Bol, Brouwer of Ostade. Bijna alle groote zeventiende-eeuwsche Hollandsche en Vlaamsche meesters zijn hier vertegenwoordigd.
Maar ook de ouderen kunt gij hier in volle kracht aanschouwen. Van Lucas Cranach hangt hier een heerlijke ‘Christus aan het kruis.’ Van Dürer vindt gij portretstukken. Jan van Eyck blinkt boven allen uit met een prachtige Madonna; van Rogier van der Weyden ziet gij verscheidene stukken; Memling en Peter Christus ontbreken niet, evenmin als Hugo van der Goes en Dirk Bouts, en van den Keulschen meester van ‘den dood van Maria’ bewondert gij een fraaie triptiek.
Na de Nederlanders verdienen de Italianen en Spanjaarden de meeste aandacht, voornamelijk Velasquez en Ribera.
Iets langer bleven wij staan voor een schilderij van Louis van Hagen: ‘Een audiëntie bij Leo XIII,’ die door fraaie groepeering, juiste gelijkenis en flinke behandeling uitmunt.
Voor de rest echter liepen wij betrekkelijk vlug door de overige zalen en namen daarna een kijkje in de afdeeling der gipsafgietsels. Bijna geen bekend antiek, middeleeuwsch of modern meesterstuk der beeldhouwkunst of bronsgieterij, of men vindt er hier een afbeelding van. 't Zou een onbegonnen werk zijn, deze te noemen; maar bijzonder trok ons de derde deur van het Baptisterium te Florence, het meesterstuk van Ghiberti, waarvan de reproductie prachtig was uitgevallen. Tot slot flaneerden wij nog even rond in de zalen der teekeningen en gravures, zonder na te gaan of de 60.000 stuks wel aanwezig waren, zooals de bewaker ons vertelde.
Hiermee was dit gedeelte van ons program afgeloopen, en na de Kunst was de Natuur weer aan de beurt. Deze altijd jeugdige schoone zong ons een van haar liefste solo's voor, bij ons bezoek aan den ‘Palmgarten,’ waarvan niets anders te zeggen valt, dan dat het een heerlijk aangelegde tuin is, ongeveer twintig minuten gaans buiten de eigenlijke stad gelegen aan de ‘Bockenheimer Landstrasse.’ Deze weg is een van die modern bebouwde buitenwegen, zooals men die bijna in iedere groote stad vindt. Haal u voor den geest den Velperweg bij Arnhem, den Zijlweg bij Haarlem, het Bezuidenhout in Den Haag, den weg naar Hillegersberg bij Rotterdam, en gij kunt u een heldere voorstelling maken van de Bockenheimer Landstrasse bij Frankfort.
Trouwens de Frankforters hebben geen reden tot klagen, wat betreft de wandelingen buiten de stad. Zij kunnen gaan naar Bockenheim, naar Rödelheim of naar Bornheim, alle drie veelbezochte uitspanningsplaatsen 't zij voor het volk, 't zij voor de meer deftige lui, waar muziek wordt gegeven of concerten, of waar men zeer gemoedelijk een dansje in de open lucht kan maken.
Aan de andere zijde van de Main bestaan vroolijke wandelwegen naar het Forsthaus in een boschrijke omgeving; naar Oberrad en Offenbach en naar zoo menig ander aanlokkelijk plaatsje, dat min of meer bezocht wordt. Alles bijeengenomen bewijst opnieuw, dat Frankfort een der meest gezellige steden is van Duitschland.
Na onze wandeling naar den Palmgarten namen wij nog eens een kijkje in de stad, bezichtigden het huis van Rothschild, het kolossale postkantoor en nog eenige andere gebouwen, en kwamen vervolgens in de ‘Gr.-Hirschgraben,’ waar het geboortehuis slaat van Goethe.
Dit huis, tegenwoordig een klein museum van voorwerpen, die betrekking hebben op den grooten dichter, heeft zijn oorspronkelijke gedaante behouden, zooals het dagteekent uit den tijd der Duitsche Renaissance. Alleen een gedenkteeken in den gevel is er bijgevoegd en vermeldt den voorbijganger het feit met deze woorden: ‘In diesem Hause würde Johann Wolfgang Goethe am 28 August 1749 geboren.’ Het museum interesseerde ons echter Weinig, zoodat wij het huis alleen van buiten bezagen en dadelijk doorstapten naar de nieuwe Opera, een fraai gebouw in Renaissance-stijl met Grieksche motieven, en in 1880 naar de plannen van Lucae voltooid. Op het fries van den voorgevel prijkt met groote, gulden letters de schoone opdracht: ‘Dem Wahren, Schönen, Guten.’ een spreuk, die men in onzen tijd op dergelijke gebouwen veelal kan aanmerken als een mooi etiquet op een flesch van verdachten inhoud.
Vlak tegenover de Opera, in een vriendelijke omgeving van groen, staat een zeer fraai standbeeld van keizer Wilhelm I, pas in 1896 door Buscher opgericht. De grijze vorst zit te paard, en het beeld van Frankfurtia prijkt aan zijn voeten. De bas-reliefs op het voetstuk, tooneelen uit den oorlog voorstellende, zijn fraai bewerkt en getuigen op zich zelf van even groote kunst als het meer sprekende gedeelte van het heerlijke monument.