Jhr. Mr. Victor de Stuers.
Den 1en Juli 1900 zal het vijf en twintig jaar geleden zijn, dat Jhr. Mr. Victor de Stuers de betrekking aanvaardde van Referendaris der afdeeling Kunsten en Wetenschappen aan het departement van Binnenlandsche Zaken. Hij was een zoon van generaal de Stuers, van wien het Provinciaal Dagblad van Noord-Brabant van 23 September 1825 meedeelde, dat hij, ‘resident en militair commandant te Padang, benoemd was tot commissaris van het Gouvernement van Ned.-Indië, om in naam des konings bezit te nemen van het fort Marlborough en van Bencoola, ons bij het jongste tractaat door Engeland afgestaan; de expeditie bestond uit een korvet, een oorlogsbrik en 400 man. Zoodra onze vlag te Bencoola wapperde, zou de heer de Stuers zich naar Natal begeven, om ook dat gewest met onze bezittingen te vereenigen, waardoor de geheele westkust van Sumatra aan onze overheersching zou onderworpen worden zijn.’ En zoo is het geschied.
Victor de Stuers koos noch den degen, noch - hoewel ingeschreven als advocaat voor den Hoogen Raad te 's-Gravenhage - den tabbaard; de vreedzame baan der kunsten en wetenschappen werd door hem ingeslagen, maar de strijdlust ontbrak hem niet, en zij zou hem van dienst wezen, want ook die schijnbaar rustige baan heeft zware en moeilijke hinderpalen, en veel vijanden en tegenstrevers kan men er ontmoeten.
Het zag er in Nederland niet bloeiend uit met de kunsten, vooral niet met de monumentale kunst. Zeker, de St.-Janskerk in Den Bosch en de Munsterkerk te Roermond werden hersteld: glorieuze verschijningen in een tijd, toen zooveel onverschilligheid heerschte voor de kunstwerken onzer vaderen! Sympathie genoeg wekten die gebouwen, naarmate zij in hun oorspronkelijke architectonische pracht uit hun puinen verrezen, maar het voorbeeld werd niet gevolgd; onze monumenten werden vergeten, en welke denkbeelden daarover waren niet in omloop? Welsprekende stemmen over dit verzuim waren opgegaan, doch niemand hoorde haar; helder en klaar was de historie van eenige dier monumenten reeds geschreven, maar de nevelen der vooroordeelen, welke over de heerlijke, mysterieuze werken der oude tijden zweefden, wilden niet verdreven worden.
De nog onbekende advocaat de Stuers trad op, ook hij schreef, maar met een ijzeren pen, en zie, naar hem luisterde men, hij vond bijval. Gelukkiger bovendien dan die anderen, verkeerde hij in omstandigheden, welke hem veroorloofden, de zaak, waarvoor hij optrad, in volle vrijheid te kunnen dienen. Hij bezat fortuin, invloed, onafhankelijkheid. Ook de regeering, die vooral sedert Thorbecke de kunst niet als hare zaak beschouwde, leende hem gehoor, en van toen af kon hij verrichten wat voor anderen ondanks hun goeden wil toch onmogelijk zou geweest zijn, al hadden zij bij het publiek meer bijval gevonden.
Een college van Rijks-adviseurs werd in het leven geroepen, waarvan de Stuers de ziel was, en toen hierdoor de grond was gelegd voor hetgeen later zou tot stand gebracht worden, werd de afdeeling Kunsten en Wetenschappen bij het departement van Binnenlandsche Zaken ingesteld.
Wat de Stuers in deze betrekking verricht heeft, is belangrijk, is uitstekend en laat zich niet in enkele bladzijden samenvatten. Vooreerst trok hij zich de instandhouding aan onzer vaderlandsche monumenten; die eerbiedwaardige, oude gebouwen: kerken, stadhuizen, wallen, torens, kasteelen werden voor verder verval of geheelen ondergang behoed.
Het archiefwezen werd door hem op een beteren voet gebracht; in alle provinciën werden doelmatige lokalen ingericht, waarin de charters, registers en andere documenten werden verzameld en voor verloren gaan en vernietiging bewaard.
Het teekenonderwijs had hem veel te danken in het algemeen en bijzonder door het oprichten eener normaalschool voor het teekenen en een school voor kunstnijverheid.
Niet minder deed hij voor onze openbare kunstverzamelingen; de bestaande musea werden verbeterd en nieuwe gebouwd, waaronder het Rijksmuseum te Amsterdam op de eerste plaats behoort genoemd te worden.
De edele bouwkunst werd overal door hem aangemoedigd.
Zoo heeft de Stuers gearbeid, rusteloos, onverpoosd, gedurende vijf en twintig jaren; aan tegenspraak en tegenstand heeft het hem niet ontbroken, maar zijn volharding heeft hem alle bezwaren doen te boven komen, en zij, die hem gekend hebben in zijn werkkring, willen hem thans een openbaar huldeblijk geven.
Ook wij begroeten dat met onze toejuiching en zeggen: het is wel verdiend! Onze gelukwenschen paren wij aan die van zooveel anderen. Moge hetgeen de Stuers verricht heeft, het vaderland ten goede gedijen, tot altijddurende eer strekken en hij zijn krachten er steeds aan wijden, om hetgeen thans gedaan is tot nog hoogeren bloei te brengen en ook voor de toekomst vruchtdragend te doen wezen.
j.c.a.h.