De St.-Janskerk van Den Bosch
Aan de Noordzijde.
Ziehier een der talrijke afbeeldingen der St.-Janskerk in Den Bosch, de noordzijde genomen in de richting uit het oosten. Het noordelijk portaal, dat hersteld is, het herstelde schip, het koor en de H.-Sacramentskapel, die nog herstelling wachten, evenals de koepel, welke voor dezen een hoogen toren droeg.
Het is een overheerlijk werk van bouwkunst die onmetelijke kerk, wier uitgelezen en rijke vormen opgeluisterd worden door groote groepen beelden en sieraden van allerlei aard, uit den harden steen gebeiteld, die het kolossale gebouw een voorkomen van lichtheid geven, welke de bouwstoffen uit het oog doet verdwijnen. Men vergelijke het herstelde gedeelte met dat, hetwelk nog op herstelling wacht; hoe zwaar en loom toont zich niet het laatste, tegenover het andere, dat weder in zijn oorspronkelijken luister verkeert.
Maar niets schooner dan de beide hoofdportalen der kerk. Het noordelijke, dat onze gravure teruggeeft, werd gebouwd in 1458; zijn hoogen gevel met één groot venster, wordt geschraagd door twee opstrevende torens, waarvan de oostelijke, die open is gewerkt, een wenteltrap bevat; in de spits van den gevel is een groote beeldengroep geplaatst, voorstellende de H. Maagd, die door den Hemelschen Vader gekroond wordt.
Het portaal zelf is geheel met beeldwerk bezet. In den spitsboog boven de deuren staat het beeld van Christus, met den wereldbol in de linkerhand, de rechter zegenend geheven. Hij wordt omringd door twee engelen en twee zesvleugelige cherubijnen, wier lichaam geheel met vederen is bedekt en die priesterlijke stolen dragen.
kolonel de villebois mareuil.
Beneden deze beelden zitten in prachtige stoelen: David, aan wiens voeten Abigaël knielt, en Assuërus, die aan Esther zijn scepter toereikt; aan den middelstijl tusschen de deuren staat onder een overheerlijk baldakijn het beeld van haar, welke voorafgebeeld werd door deze vrouwen van het Oude Verbond: de Abigaël, die des grooten konings toorn deed bedaren, en de Esther, die het geheele menschdom redde, het beeld der Moedermaagd. Rondom deze groote groepen knielen in het diepe, prachtige portaalgewelf de vier en twintig Ouderen uit de Openbaringen van St. Jan, met harpen en wierookvaten in de handen, die nedervallen voor het Lam, dat zich in het midden bevindt.
In de nissen rondom het groote lichtraam, staan de beelden der HH. Catharina, Elisabeth, Appolonia, Helena, Barbara en Ursula, maagden, martelaressen, koninginnen, heilige vrouwen, die een waardigen hofstoet vormen voor haar, die in het Oude Verbond zoo vaak voorspeld was en die gekroond in het hoogste punt van den gevel is afgebeeld.
In de schraagwerken des portaals staan de vier Evangelisten met het aangezicht naar het noorden, het verblijf der heidenen, aan welke zij de goede tijding moesten verkondigen, en onder de kapwerken, die deze vooruitspringende deelen bekronen, zijn geplaatst: keizer Maximiliaan en zijn zoon Philips de Schoone, de groote weldoeners der St.-Janskerk, die zeer veel tot haren bouw hebben bijgedragen. Tevens herinneren hunne beelden aan het kapittel van het Gulden Vlies, dat in 1481 in deze kerk gehouden werd, waarin Maximiliaan als hoofd der Orde voorzat en Philips den ridderslag ontving.
J.C.A.H.