Panter en nijlpaard.
Er is wel geen grooter tegenstelling denkbaar dan tusschen deze twee dieren: de panter, het toonbeeld van fraaiheid, bevallige vormen en behendige vlugheid, het Nijlpaard, de verpersoonlijking van plompe vormen en onovertroffen logheid.
De panter, die tot de orde der roofdieren en de familie der katten behoort, is een slank, fraai gevlekt dier, dat in geheel Afrika en in Zuid-Azië wordt aangetroffen. Op het eerste gezicht zou men meenen, dat hij voor een roofdier, dat langs sluipwegen zijn prooi moet bemachtigen en zich daarvoor dus verborgen moet houden, veel te bont gevlekt is en aanstonds in het oog moet vallen. Maar wie de woonplaats van den panter en den nauw aan dezen verwanten luipaard bij ervaring kent, vindt het natuurlijk dat tusschen haar veelkleurigen plantengroei het roofdier onopgemerkt blijft, zelfs als het in de onmiddellijke nabijheid is. Ondanks zijn niet aanzienlijke grootte (220 tot 240 centimeter, waarvan er 80 tot 90 op den staart komen) is de panter een gevreesde vijand van alle dieren en zelfs van den mensch. In Indië worden alle jaren nog honderden en meer menschen door panters gedood.
Door de Romeinen werden panters en luipaarden vaak voor de kampspelen gebruikt. De panter kwam in den tijd der Romeinen in Klein-Azië veelvuldiger voor dan thans, en Coelius schreef aan Cicero, die toen landvoogd in Cilicië was: ‘Als ik in mijn spelen niet heele kudden panters kan toonen, zal men de schuld op u werpen.’
Het Nijlpaard is van al de overige dieren vooral door zijn kop onderscheiden, die een bijna vierkanten vorm, kleine ooren en oogen, groote, hoekige neusgaten en een ontzaglijken bek heeft. De hals is kort en krachtig, het lichaam ongeëvenaard plomp. Het gewicht van een Nijlpaard bedraagt gemiddeld 2000 tot 2500 kilogram, maar er zijn kolossen, die 3000 kilogram halen en wier kop alleen ruim 200 kilogram weegt.
Het Nijlpaard was aan de Ouden goed bekend, zooals blijkt uit de H. Schrift, de monumenten der Egyptenaren en de geschriften van Grieken en Romeinen. Grieksche en Romeinsche geschiedschrijvers, van Herodotus tot Plinius, maken van het monster gewag, beschrijven het zoo goed zij kunnen en schilderen zijn zeden en gewoonten.
Tegenwoordig moet men uit het Noorden tamelijk diep in het hart van Afrika doordringen, eer men het Nijlpaard ontmoet. In Egypte en zelfs in Nubië is deze diersoort, die er in het begin dezer eeuw nog tamelijk talrijk werd aangetroffen, geheel uitgeroeid. In Oost-, West- en Zuid-Afrika naderen de Nijlpaarden veel dichter de kust dan in de noordelijke helft van het werelddeel en zwemmen niet zelden een eind de zee in. Ook zwemmen zij de rivieren op, zoo ver de strooming het hun veroorlooft, en zijn zoodoende in het 1940 meter hoog gelegen Tana-meer in Abessinië nog inheemsch.
Het Nijlpaard is meer dan alle dikhuidigen aan het water gebonden, want het gaat maar bij uitzondering aan land, dan namelijk, wanneer de rivier zelf niet rijk aan planten is, of een enkelen keer om zich op een zandbank in de zon uit te strekken. In den Boven Nijl, die rijk aan planten is, verlaat het noch overdag, noch 's nachts het water, tenzij bij hooge uitzondering. Indien het echter aan land zijn voedsel moet zoeken, komt het ongeveer een uur na zonsondergang, voorzichtig luisterend en om zich heenziende, op het droge. In één enkelen nacht verwoest een Nijlpaard dikwijls een heel veld, want veel meer dan het opeet - al is zijn vraatzucht ook schrikbarend groot - wordt onder zijn plompe pooten vertreden.
Richt hij op het land vaak groote verwoestingen aan, nog meer gevreesd is de reus op het water, waar hij niet zelden groote vaartuigen, maar dikwijls kleine bootjes aangrijpt en doet omslaan. ‘Luitenant Vidal,’ zoo verhaalt Owen, ‘was in een licht bootje juist zijn vaart op de rivier Tembi in Zuidwest-Afrika begonnen, toen hij plotseling een geweldigen stoot van onderen voelde, zoodat het achterste gedeelte van het vaartuigje bijna uit het water opgeheven en de stuurman overboord geslingerd werd. Het volgend oogenblik verhief zich een reusachtig Nijlpaard uit het water, stormde wild en dreigend met geopenden muil op de boot los, greep ze met zijn vreeselijke kaken aan en rukte zeven planken te gelijk los. Hierna