Bij de Platen.
Christus en de Emmausgangers. -
Den derden dag was Christus glorierijk uit den dood opgestaan, daardoor het bewijs leverend van de Goddelijkheid Zijner zending, want, zooals de H. Paulus zegt: ‘Indien Christus niet verrezen is, ijdel is dan onze prediking, ijdel is ook uw geloof.’
Mogen wij met het algemeen en vroom gevoelen aannemen, dat de zoo hoog bevoorrechte Moeder des Heeren, die immers wist, dat Haar Goddelijke Zoon ten derden dag zou verrijzen, van de glorieuze opstanding is getuige geweest, na Zijn verrijzenis verscheen de Zaligmaker het eerst aan Maria Magdalena, daarna aan de heilige vrouwen, vervolgens aan den H. Petrus, terwijl de vierde verschijning op denzelfden dag aan twee leerlingen op den weg naar Emmaus ten deel viel.
Emmaus was een vlek, op bijna drie uren afstands ten noordwesten van Jerusalem gelegen. Naar een aldaar gelegen landhoeve begaven zich op den middag van den eersten dag der week twee leerlingen, van wie de een Kleophas heette, maar de naam van den ander onbekend is. In treurige stemming spraken zij met elkander over de groote gebeurtenissen der laatste dagen en over hetgeen zij dien morgen van de vrouwen gehoord hadden, die bij het graf waren geweest en dit ledig hadden gevonden. Op eens kwam Jesus bij hen en wandelde met hen voort, maar zij herkenden Hem niet en hielden Hem voor een vreemden reiziger.
Jesus vroeg hun: ‘Welke gesprekken zijn het, die gij wandelend met elkander wisselt, en waarom zijt gij treurig?’ Deze vraag verbaasde hen, en Kleophas antwoordde met de wedervraag: ‘Zijt gij alléén vreemdeling in Jerusalem, en weet gij niet welke dingen aldaar in deze dagen geschied zijn?’ - ‘Welke?’ vroeg Jesus opnieuw. Nu verhaalden zij, hoe Jesus van Nazareth, een Profeet, machtig in woorden en werken voor God en al het volk, door hun opperpriesters ter dood veroordeeld en gekruisigd was. Zij echter hadden gehoopt, dat Hij het was, die Israël zou verlossen, maar de vrouwen, die vóór het daglicht bij het graf waren geweest, hadden dit ledig en den Zaligmaker niet gevonden.
Hierna gaf Jesus hun uitlegging van al de godspraken, die door Mozes en de Profeten aangaande den Messias waren gegeven. Onder dit gesprek waren zij aan de landhoeve, dicht bij Emmaus gekomen. Daar Jesus zich hield, als wilde Hij verder gaan, moesten de beide leerlingen moeite doen om er Hem toe te bewegen, Zijn intrek bij hen te nemen.
uit den oorlog in zuid-afrika: Gezicht op Bloemfontein, de hoofdstad van den Oranje-Vrijstaat.
‘Blijf bij ons!’ zeiden zij, ‘want het wordt avond, en de dag is reeds gedaald.’ Toen trad Hij met hen het huis binnen, en toen zij te zamen het avondmaal hielden, nam Jesus het brood, zegende en brak het en reikte het hun toe. Op dit oogenblik werden hun oogen geopend en zij herkenden Hem, doch Hij verdween uit hun oogen. En zij zeiden tot elkander: ‘Was ons hart niet brandend in ons, terwijl Hij op den weg sprak en ons de Schriften verklaarde?’ - als wilden zij daarmee te kennen geven: ‘Hadden wij aan den gloed, die ons toen ontvonkte, en aan de aandoening, die ons hart gevoelde, Hem niet als onzen verrezen Meester moeten herkennen?’
De leerlingen spoedden zich aanstonds terug naar Jerusalem, waar zij de apostelen, behalve Thomas, met eenige anderen vergaderd vonden, en hun werd meegedeeld, dat de Heer aan Petrus verschenen was. Zij verhaalden nu wat er op hun wandeling naar Emmaus was voorgevallen en hoe zij den Heer Jesus aan het breken des broods hadden herkend. Nog waren zij aan het verhalen, toen eensklaps Jesus zelf in hun midden stond, met hen sprak en zich met hen aan tafel zette, waarna Hij het H. Sacrament der boetvaardigheid instelde.
De fraaie gravure in dit nummer is een reproductie der schilderij van prof. Bernh. Plockhorst, een bekend historieschilder, die o.a. ook een Terugkeer van Christus' graf, een Verrijzenis van Christus en andere tafereelen uit het lijden des Heeren heeft geschilderd.