De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16
(1899)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe basilieken van het jubilé.Als een blijvende herinnering aan het H. Jaar geven wij in dit nummer een afbeelding van de vier groote basilieken van Rome, waar de plechtigheid van het openen der H. Deur heeft plaats gehad en die door de geloovigen in het Jubeljaar moeten worden bezocht, om den aflaat te kunnen verdienen. Het zijn de basilieken van St. Pieter, van St. Jan van Lateranen, van de H. Maria de Meerdere en van St. Paulus buiten de muren Van deze vier hoofdkerken van Rome een beschrijving te geven, die ook maar eenigermate op den naam van volledig aanspraak zou kunnen maken, laat het bestek van ons tijdschrift niet toe. Wij bepalen ons daarom tot enkele beknopte bijzonderheden omtrent het ontstaan en de voornaamste schatten dezer basilieken. Het stoffelijk overschot van den H. Petrus werd door de geloovigen overgebracht naar de Vaticaansche Grotten, waar Paus Anacletus, de opvolger van den Prins der Apostelen, in het jaar 90 een bescheiden bidplaats te zijner eer oprichtte. In het jaar 324 werd deze door een den H. Petrus waardigen tempel vervangen. Het was Constantijn de Groote, die den stoot gaf tot den bouw der St.-Pieterskerk en, zelf de schop ter hand nemend, twaalf manden met aarde naar de plaats droeg, waar de kerk moest gebouwd worden. Elf en een halve eeuw stond de eerste St.-Pieterskerk, tot zij bouwvallig begon te worden en Paus Nicolaas V het plan opvatte, een nieuwe basiliek te bouwen, waaraan beroemde bouwmeesters als Bramante, Rafaël Sanzio, Michel Angelo en Maderno hun talenten en krachten hebben gewijd. Niet minder dan 176 jaar verliepen, eer de St. Pieter, waarmee in 1450 was begonnen, kon worden gewijd. De grootste schat, dien de hoofdkerk der wereld bevat, is het graf van den H. Petrus, omringd door een schaar van martelaren, die als het ware een eerewacht vormen om den eersten Paus. Rondom den H. Petrus rusten 24 heilige Pausen, de martelaren Proces en Martinianus, weleer de bewakers des Apostels in de Mamertijnsche gevangenis, de Apostelen Judas en Simon, de H. Leo, voor wien Attila bezweek, Gregorius van Nazianze, Chrysostomus en vele martelaren uit de eerste vervolging, die misschien door Petrus zelven aldaar zijn begraven.Ga naar voetnoot1) Een der deuren in de portiek, waarin rechts het standbeeld van Constantijn den Groote, links dat van Karel den Groote zich verheft, is de Porta Sancta of H. Deur, waar de H. Vader de boven beschreven plechtigheid heeft verricht. In de groote apsis bevindt zich de Stoel van Petrus, door vier Kerkvaders gedragen. Waarschijnlijk is deze zetel van den senator Pudens afkomstig en den Apostel ten gebruike gegeven, wanneer hij de vergaderingen der Christenen voorzat en de waarheden des geloofs verkondigde. Om te voorkomen dat deze reliquie schade mocht lijden, heeft Paus Alexander VII ze rondom met brons laten bedekken. Onder de meesterstukken, die de St. Pieter bevat, vermelden we een Pietà van Michel Angelo en de praalgraven, door Canova, Bernini en Thorwaldsen gebeiteld. Van de grootte der basiliek kan men zich een flauwe voorstelling maken, als men weet, dat ze 622 voet lang, 461 breed en onder den koepel, Michel Angelo's meesterwerk, 413 voet hoog is. De tweede hoofdkerk van Rome is de St. Jan van Lateranen, de moeder en het hoofd van alle kerken, zooals op de majestueuze portiek te lezen staat: S.S. Ecclesia Lateranensis omnium urbis et orbis ecclesiarum mater et caput. Deze basiliek werd door Constantijn den Groote gebouwd op de plaats, waar eenmaal het paleis had gestaan van den senator Plautius Lateranus, door Nero ter dood gebracht en later het eigendom geworden van Fausta, de gemalin van Constantijn. Afgezonderd van de basiliek, die in den loop der tijden herhaalde malen vernieuwd is, bevindt zich het beroemde Baptisterium of Doopkapel, met de doopvont van den eersten christen keizer, waar 's Zaterdags vóór Paschen de Turksche, Joodsche en andere bekeerlingen op plechtige wijze worden gedoopt. In een ander afzonderlijk gebouw is de Scala Sancta of heilige trap, die vroeger in het pretorium van Pilatus stond en door den Zaligmaker na Zijn bloedige geeseling werd beklommen, toen Hij aan het volk zou worden vertoond. Uit eerbied voor het lijden des Heeren mag deze trap niet anders dan kruipend beklommen worden. Daar de marmeren treden reeds aanmerkelijk begonnen uit te slijten, liet Paus Clemens XII, die een algeheele vernietiging vreesde, ze met planken beleggen, die sedert herhaalde malen zijn vernieuwd. De bovenste trede alleen is ongedekt gelaten, en op een andere plaats wijst men een plek, nog geteekend door het Bloed des Verlossers. De St. Jan van Lateranen, die na St. Pieter den fraaisten voorgevel van alle kerken in Rome bezit, heeft een middelschip met een lengte van 384 en een breedte van 54 voet. Tusschen de bogen staan de beroemde mar meren standbeelden der Apostelen, door de grootste meesters uit den tijd van Clemens XI vervaardigd. In het midden van het transept staat het hoogaltaar, hetzelfde, waaraan de H. Petrus het onbloedig Offer heeft opgedragen. In het baldakijn worden, behalve de staf van Aäron, de hoofden der HH. Petrus en Paulus bewaard. Verder bezitten kerk en klooster nog een hoogst zeldzamen schat van heilige overblijfselen, als de tafel, waaraan Christus in de zaal te Jerusalem het H. Sacrament des Altaars instelde. Op de binnenplaats van het klooster ziet men de kolom uit den tempel van Jerusalem, die bij den dood des Zaligmakers over haar geheele lengte middendoor scheurde, en een marmeren altaar, waardoor de H. Hostie op wonderbare wijze is heengedrongen. Als een geschiedkundige bijzonderheid dient nog vermeld, dat in de basiliek nog het oude vaandel van den Polenkoning Jan Sobiësky bewaard wordt, die de Turken voor de muren van Weenen versloeg en het vaandel als zegeteeken naar Rome zond. Zooals de naam aanduidt, ligt op eenigen afstand van de Eeuwige Stad, op den weg naar Ostia, de basiliek van St. Paulus buiten de muren, gebouwd op de plaats, waar een aanzienlijke Romeinsche matrone, Lucina geheeten, het lichaam van den H. Paulus begroef. Evenals hij voor den Prins der Apostelen gedaan had, richtte Paus Anacletus ook boven het graf van den Apostel der Heidenen een eenvoudige bidkapel of Confessie op, waarboven Constantijn de Groote later een kerk liet bouwen, welke latere keizers en Pausen herbouwden of restaureerden. Maar in 1823, in de laatste dagen van het Pausschap van Pius VII, werd deze oudste basiliek ter wereld door een geweldigen brand vernield, waarbij gelukkig de reliquieën, de Confessie, de apsis, de kapellen van het H. Sacrament en van het Crucifix, fragmenten van het kostbare mozaïekwerk uit de vijfde eeuw en de portretten der veertig eerste Pausen gered werden. Leo XII, de opvolger van Pius VII, wilde dat de basiliek volheerlijk uit haar asch zou verrijzen en richtte zich tot alle bisschoppen der wereld met het verzoek, de geloovigen op te wekken tot het storten van giften voor den bouw van den nieuwen tempel. Met geestdrift werd daaraan voldaan en in 1825 met den bouw begonnen. In het jaar 1840 waren het transept en het hoofdaltaar gereed en werden door Gregorius XV gewijd. Pius IX deed het overige en wijdde den 10en December 1854 het geheele gebouw, in tegenwoordigheid van 185 kardinalen, aartsbisschoppen en bisschoppen, uit alle deelen der wereld naar Rome gekomen, om bij de dogma-verklaring der Onbevlekte Ontvangenis tegenwoordig te zijn. Tot de merkwaardigheden dezer basiliek behoort het hoofdaltaar, waarboven zich een | |
[pagina 403]
| |
baldakijn in Gothischen stijl verheft, gedragen door vier kolommen van rood porfier. Dit baldakijn wordt op zijn beurt overhuifd door een baldakijn in Renaissance stijl, rustende op vier albasten kolommen, een geschenk van den Egyptischen onderkoning Mehemed Ali. De basementen dier kolommen zijn van kostbaar malachiet, aan de kerk geschonken door czaar Nicolaas I van Rusland. Onder dit altaar rust de grootste schat der basiliek, het lichaam van den H. Paulus behalve het hoofd, dat, zooals wij gezien hebben, in de St. Jan van Lateranen bewaard wordt. Een andere kostbare reliquie is het Crucifix der H. Brigitta. Men leest in het leven dezer Heilige, dat zij verscheidene malen visioenen had, wanneer zij voor dit kruisbeeld bad en dat Jesus Christus haar meermalen van dat Crucifix heeft toegesproken. De koningen van Engeland hadden deze basiliek onder hun bijzondere bescherming genomen en handhaafden deze traditie tot de zestiende eeuw, toen Hendrik VIII ze verbrak. Jacobus III, uit het geslacht der Stuarts, had nog de gewoonte, ieder jaar op het feest van Maria Lichtmis een kaars aan de basiliek van den H. Paulus te zenden. De basiliek van de H. Maria de Meerdere heeft haar stichting aan een wonder, het mirakel der sneeuw, te danken. In het begin der vierde eeuw leefde te Rome een aanzienlijk burger, Joannes Patricius geheeten, die, daar zijn huwelijk kinderloos bleef, in overleg met zijn vrome echtgenoote besloot, zijn groot vermogen aan God toe te wijden. Op zekeren nacht verscheen hun in een droom de H. Maagd, die hun zeide: ‘Gij zult mij een basiliek bouwen op den heuvel van Rome, die morgen met sneeuw bedekt zal zijn.’ Dien zelfden nacht verscheen O.L. Vrouw aan Paus Liberius en beval hem een kerk te bouwen op dat gedeelte van den Esquilijnschen berg, dat hij met sneeuw bedekt zou vinden, er bijvoegende, dat Joannes Patricius zijn medewerker zou zijn. Dit geschiedde in den nacht van den 4n op den 5n Augustus, dus in den warmsten tijd van het jaar. Den volgenden morgen vond men werkelijk den Esquilijnschen berg met sneeuw bedekt. Paus Liberius begaf er zich heen met al het volk en heel de geestelijkheid van Rome. Op kosten van het vrome echtpaar werd de kerk gebouwd, die den naam van Sancta Maria ad nives, O.L. Vrouw ter sneeuw, ontving, en ook wel naar Paus Liberius, die haar het volgende jaar wijdde, Liberiaansche basiliek werd genoemd. Bij deze namen kwam een derde, onder welken de basiliek het meest bekend is, die van Santa Maria Maggiore, de H. Maria de Meerdere, omdat zij onder alle kerken van Rome, aan de Hemelkoningin toegewijd, de voornaamste is. In de vijfde eeuw vergrootte Paus Sixtus III deze kerk en gaf haar den basiliek-vorm, dien zij thans nog heeft. Paus Nicolaas IV herbouwde in de dertiende eeuw de apsis, die hij met kostbare mozaïekwerken bedekte; Gregorius XI liet den klokketoren bouwen, die de hoogste van Rome is; Gregorius XIII restaureerde het gebouw in 1575; Sixtus V bouwde de Sixtijnsche kapel, Paulus V de kapel Borghese en de zijgebouwen voor het gebruik van het kapittel; Benedictus XIV verrijkte de kerk met kostbaar marmer- en stuc-werk en deed den hoofdgevel vernieuwen naar de teekeningen van Fuga. In de portiek vindt men een standbeeld van koning Filips IV van Spanje, welks souvereinen de beschermers zijn dezer basiliek en deel uitmaken van het kapittel, zooals de Fransche koningen weleer van dat van St. Jan van Lateranen. In de portiek is ook de trap, die naar de loggia leidt, van waar de Pausen, vóór de overweldiging van Rome, op den 15n Augustus, den feestdag van Maria Hemelvaart, den apostolischen zegen gaven. In de kapel van het Crucifix, versierd met tien kolommen en pilasters van porfier, berust de eerbiedwaardige reliquie der Kribbe van het Goddelijk Kind, die keizerin Helena met zilver had laten bekleeden en die in 642 bij den inval der Mohammedanen naar Rome werd overgebracht en aan de basiliek van Maria de Meerdere ter bewaring toevertrouwd. Slechts éénmaal in het jaar wordt de Kribbe ter vereering uitgesteld. Den 24n December wordt zij op een altaar in de groote sacristie geplaatst, daarna brengen de vier jongste kanunniken der basiliek, voorafgegaan door de geheele geestelijkheid, ze naar de Sixtijnsche kapel over. Na de middernachtmis wordt ze op het tabernakel van het hoofdaltaar uitgesteld. Des namiddags om drie uur komt de kardinaal-beschermer der basiliek, gevolgd door de geestelijkheid, de heilige reliquie nog eens vereeren en maakt een proces-verbaal op, waarin de identiteit der Kribbe wordt geconstateerd, waarna ze opnieuw in de schatkamer wordt weggeborgen, die ze niet meer vóór Kerstmis van het volgende jaar verlaat. Een andere eerbiedwaardige reliquie dezer basiliek is een afbeelding der H. Maagd, door den Evangelist Lucas vervaardigd en geheel met diamanten en andere edelgesteenten omzet. Ter eere van deze afbeelding heeft Paus Paulus V de rijkste kapel laten bouwen, die men in Rome vindt. De kerk der H. Maria de Meerdere is ten slotte nog merkwaardig om de vele graven van Pausen, die men er aantreft: o.a. van Clemens IX, Nicolaas IV, Sixtus V, Pius V en Paulus V, terwijl onder de relieken nog vermeld moeten worden een zijde van den H. Carolus Borromeus, een gedeelte van den arm van den H. Thomas van Kantelberg, het hoofd van den H. Matthias en de mantel van den H. Jozef. |
|