De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16
(1899)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdShakespeare's ‘Macbeth.’Als een der grootste meesterstukken van Shakespeare wordt zijn treurspel Macbeth geroemd. Nu een gravure in dit nummer een aangrijpend tooneel uit dat drama: de verschijning van Banquo's schim op Macbeth's feestmaal, op zeer verdienstelijke wijze afbeeldt, biedt dit ons een ongezochte gelegenheid, om den inhoud van dat machtige meesterwerk in groote trekken weer te geven. In de elfde eeuw regeerde over Schotland koning Duncan. Macdonwald, thaneGa naar voetnoot1) van Caw[d]or, was in opstand gekomen tegen zijn | |
[pagina 348]
| |
vorst, maar werd, hoewel hij hulp ontving van koning Swen van Noorwegen, door twee dappere Schotsche edellieden, Macbeth, thane van Glamis, en Banquo, thane van Lochaber, verslagen. Op een rit door de heide, op weg naar Fores, waar koning Duncan hof hield, ontmoetten de beide veldheeren drie heksen, waarvan de eerste zeide: ‘Gegroet, Macbeth, thane van Glamis!’ de tweede: ‘Gegroet, Macbeth, thane van Cawdor!’ de derde: ‘Gegroet, Macbeth, gij zult eenmaal koning zijn!’ Toen nu Banquo aan de heksen vroeg wat hem beschoren was, antwoordden dezen achtereenvolgens: ‘Gij zult kleiner zijn dan Macbeth en grooter dan hij.’ - ‘Gij zult minder gelukkig en veel gelukkiger zijn dan hij.’ - ‘Gij zult koningen maken, hoewel gij zelf geen koning zult zijn.’
hollandsch landschap, naar de schilderij van fred. du chattel.
Een gedeelte der voorspelling ging voor Macbeth spoedig in vervulling. Koning Duncan schonk den titel van thane van Cawdor aan zijn dapperen veldheer, die den trouweloozen Macdonnald had verslagen. Maar nu ontwaakte ook de eerzucht in het hart van Macbeth, wiens gemalin, de voor niets terugdeinzende Guach, hem wist te overreden, den koning te vermoorden, toen deze de gast was op het kasteel Inverness. Macbeth en lady Macbeth omringen koning Duncan met alle voorkomendheid en eerbied en betuigen hem hun eeuwige dankbaarheid voor diens groote weldaden, doch middelerwijl beramen zij den laffen aanslag. Macbeth deinst nog voor dat uiterste terug, maar als een helsche furie drijft zijn gemalin hem er toe. De beide jeugdige zonen van den vermoorden koning, Malcolm en Donalbain, ontvluchten het kasteel, wat op hen het vermoeden | |
[pagina 349]
| |
doet vallen, dat zij in den moord de hand gehad hebben. Macbeth plukt de vruchten van zijn misdaad en wordt te Scone, de oude kroningsplaats der Schotsche koningen, tot koning uitgeroepen. De moordenaar is evenwel niet gerust. Hij denkt aan de voorspelling der heksen, dat Banquo de vader zal zijn van een geslacht van koningen, en dat hij dus voor Banquo's geslacht zijn ziel bezoedeld, voor diens kinderen den deugdzamen Duncan vermoord heeft. Nu rijpt bij hem het plan, Banquo en diens jeugdigen zoon Fleance uit den weg te ruimen. Drie moordenaars worden daartoe door den koning omgekocht, maar terwijl Banquo onder hun slagen bezwijkt, weet Fleance te ontkomen. Een der moordenaars deelt dit Macbeth mee aan een groot feestmaal, dat de koning in zijn paleis heeft aangericht. Maar nu maakt wroeging zich van 's konings ziel meester; hij meent de schim van den vermoorden Banquo te zien, die tot zijn ontsteltenis op den zetel, voor den thane van Lochaber bestemd, plaats neemt. Macbeth's ontzetting uit zich in onsamenhangende woorden en halve zinnen, die bij de gasten achterdocht wekken, terwijl de koningin met lachend gelaat de Schotsche edelen tracht gerust te stellen door te zeggen, dat de koning wel meer van die vlagen heeft en dat het alleen jammer is, dat het genoegen van het feest er thans door verstoord wordt. Als een der edelen Macbeth een vraag tracht te stellen, verzoekt de koningin niet tot hem te spreken, daar vragen hem woedend maken.
banquo's schim verschijnt op het feestmaal van macbeth, naar de aquarel van karl gehrts.
De koning, door onrust gekweld, neemt zijn toevlucht tot de heksen, die hem zijn toekomstige grootheid hadden voorspeld. Dezen waarschuwen hem voor Macduff, den thane | |
[pagina 350]
| |
van Fife, maar stellen hem gerust door de verzekering, dat hij eerst overwonnen zal worden, wanneer het uitgestrekte woud van Birnam, den hoogen berg Dunsinane naderend, tegen hem zal optrekken. Als Macbeth verneemt, dat Macduff naar Engeland gevlucht is, geeft hij last diens kasteel te vermeesteren, en diens vrouw en alle afstammelingen in de rechte lijn om te brengen. Een Schotsch edelman brengt de treurige tijding aan Macduff, die in een gesprek is met Malcolm, den zoon van Duncan, en beide mannen zweren wraak te nemen op den misdadigen koning, die hun het dierbaarste wat zij bezaten op zoo snoode wijze heeft ontroofd: Malcolm zijn vader, Macduff zijn vrouw en kinderen. Macbeth rust zich op zijn kasteel Dunsinane tot den strijd toe. Hoewel de eene edelman na den anderen hem afvalt en zijn onderdanen zijn drukkend juk moede zijn, versaagt hij niet: zoo lang het woud van Birnam niet tegen den hoogen berg optrekt, kan hij immers gerust zijn. Doch terwijl een machtig leger onder Malcolm, Macduff en andere Schotsche edelen oprukt, openbaart de koningin, waanzinnig geworden, het vreeselijk geheim aan een dokter en een hofdame, die haar verplegen. Kort daarop, nadat Macbeth het overlijden der koningin is meegedeeld, komt een bode de zaal binnen en deelt den koning mee, dat hij, op den heuvel op wacht staande en een blik werpende op het woud van Birnam, dit heeft zien bewegen in de richting van het kasteel. Ten einde Macbeth omtrent de sterkte van zijn leger te misleiden, had Malcolm gelast, dat zijn soldaten groote takken, die zij uit het woud van Birnam hadden gesneden, voor zich uit zouden dragen. Zoo ging het dubbelzinnig orakel in vervulling: Macbeth werd door Macduff verslagen en gedood en Malcolm tot koning van Schotland uitgeroepen. Dit is, in weinige woorden verteld, de inhoud van Shakespeare's Macbeth, een werk van groote dramatische kracht, waarin vooral de beide hoofdfiguren: Macbeth en diens gemalin, die zijn booze geest is, met meesterlijke hand zijn geteekend. Macbeth, een dapper krijgsman en bekwaam veldheer, is van nature niet slecht, maar hij is eerzuchtig. Wat hij vurig wenscht zou hij het liefst door eerlijke middelen willen bereiken, maar in ieder geval hij wil het bereiken. Het denkbeeld, dat hij zijn hoogste eerzucht niet dan door een moord kan verwezenlijken, jaagt hem in den aanvang schrik aan, maar de eerzucht verteert zijn ziel en maakt hem toegankelijk èn voor den noodlottigen invloed der heksen èn voor den duivelachtigen raad van lady Macbeth. Nauwelijks heeft Macbeth den dolk in het hart zijns konings gestoken, of zijn oorspronkelijke deugdzaamheid komt in opstand, om zijn misdaad te veroordeelen. De kreten van zijn geweten jagen hem onbeschrijflijken angst aan, en om die kreten het zwijgen op te leggen neemt hij zijn toevlucht tot nieuwe misdaden. Lady Macbeth deinst voor niets terug. Zij wil vóór alles koningin zijn. Wanneer haar gemaal haar in een brief zijn ontmoeting met de heksen en haar voorspelling heeft meegedeeld, en een bode haar de komst des konings meldt, is aanstonds bij haar het plan gerijpt, Duncan te vermoorden. Bij haar geen oogenblik van aarzeling, geen schaduw van een beter, menschelijk gevoel. ‘Komt alle, gij, helsche geesten,’ roept zij in een alleenspraak uit, ‘die de moordgedachten ingeeft, ontneemt mij hetgeen ik vrouwelijks heb en vervult mij geheel, mijn hoofd en mijn hart, met louter wreedheid. Verdikt mijn bloed, sluit de wroeging iederen toegang af, en dat geen opwelling van medelijden mijn ziel in haar wreed oogmerk aan het wankelen brenge en zich plaatse tusschen het plan en de uitvoering.... Kom, donkere nacht, omhul u met de zwartste dampen der hel, opdat mijn gewette dolk de wonde niet zie, die hij toebrengt, en geen straal van helderheid doorlate, waardoor de hemel mij kan zien en toeroepen; ‘Houd op, houd op!...’ Als haar gemaal, thuis gekomen, haar des konings komst meldt en op haar vraag, wanneer hij zal vertrekken, antwoordt: ‘Hij denkt reeds morgen,’ herneemt zij ijskoud: ‘Nooit zal de zon dien morgen beschijnen’.... Zij zegeviert, haar wensch gaat in vervulling: zij wordt koningin en straalt in vorstelijken luister, tot zij, bij het tanen van de macht haars gemaals, gestraft wordt door waanzin, evenals Macbeth voor zijn misdaden boet met verlies van kroon en leven. |
|