XI. In het South-Kensington museum.
In den regel was het vervoermiddel onzer keuze de omnibus, waarop men bij mooi weer frisch en luchtig is gezeten. We wilden echter heden eens kennis maken met de handsome, het eigenaardig Engelsche rijtuigje, dat, hoe onbegrijpelijk ook, elders - men heeft het o.a. te Berlijn geprobeerd - maar niet kan tieren. Het doet min of meer denken aan de Hollandsche tilbury, het bekende wagentje voor twee personen. De koetsier zit echter bij de handsome op een bok, die hooger is dan de kap en, achter het rijtuig aangebracht, daarboven uitsteekt. In de kap is een luikje, waardoor men, zoo noodig, zijn bevelen geven kan, doch overigens ziet men den koetsier niet en heeft men altijd een vrij uitzicht. We namen er met ons drieën plaats in - zooals veel gebeurt - doch konden daardoor de houten kleppen niet toedoen, waarmede men zich anders, vooral bij slecht weer, geheel insluit.
Men vindt zulk een rijtuigje afgebeeld op de plaat, die in dit nummer een kijkje geeft op het station Charing Cross en het Strand, een der drukste verbindingsstraten van Londen, die wij dagelijks, bij het gaan van en naar het hotel, minstens een paar malen hadden te passeeren en waarin ook het kolossale Paleis van Justitie is gelegen.
Onze handsome bracht ons naar het South-Kensington museum, langs het St.-Jamespaleis in het park van dien naam. Toevallig werd - gelijk trouwens iederen dag om kwart voor elven geschiedt - voor dat paleis de wacht afgelost, onder het spelen van de muziek der Schotsche garde. In de kapel van dit paleis worden de vorstelijke huwelijken voltrokken; o.a. werd koningin Victoria er met prins Albert in den echt verbonden. Het kasteel zelf is gedeeltelijk bewoond door den hertog van York.
Het South-Kensington museum, dat wij nu bezochten, is een der schitterendste bewijzen van Engelsche energie. De tentoonstelling van 1851 had getoond, dat Engeland op menig gebied van ambacht en industrie voor het vasteland moest onderdoen. Men trachtte geen oogenblik dit te verbergen, maar sloeg de hand aan den ploeg en vorschte de redenen na van deze inferioriteit. Scholen werden opgericht en onderwijzers gevormd, om den Engelschen werkman op de hoogte van zijn tijd te brengen. Het South-Kensington museum werd te gelijker tijd gesticht, en men bracht daarin bijeen het mooiste wat men op verschillend gebied krijgen kon, opdat het volk door eigen aanschouwen kon aanvullen wat het geleerd had. Regeering en particulieren hebben daartoe met een zeldzame krachtsinspanning samengewerkt en thans, nog geen halve eeuw na de stichting, is het South Kensington museum geworden verreweg het grootste en voor den leek tevens interessantste museum van Londen.
Het werd dan ook in het laatst verloopen jaar door meer dan een millioen personen bezocht, en terwijl wij er waren, werden in schier alle afdeelingen - vooral van meubelen en tapijten - teekeningen genomen, die een of anderen fabrikant in staat moeten stellen, straks als een nieuw snufje ter markt te brengen, wat hier van het oude werd afgekeken.
In origineel of in kunstige namaak is dan ook alles aanwezig wat de bouwkunst, de tapijtnijverheid, de borduur- en haakkunst, de textiele kunst, de goud- en zilversmeedkunst enz. in verschillende landen der wereld ooit merkwaardigs voortbrachten. Er zijn heerlijke voorwerpen van metaal, ivoor, agaat, amber en porselein, zeldzame waaiers en eenige muziekinstrumenten. Ja, er is geen grondstof ter wereld, of men ziet hier wat een meesterhand daaruit bereiden kan. Om iets te vermelden van den rijkdom op ieder gebied, die er bijeen is, noem ik de beroemde cartons, door Raphaël gemaakt voor Paus Leo X, die daarnaar tapijten wilde doen vervaardigen, welke als muurbedekking zouden dienst doen. Zij stellen voor: Christus' opdracht aan Petrus; de Dood van Ananias; Petrus en Johannes den lamme genezend; Paulus en Barnabas te Lystra; Elymas, de toovenaar, met blindheid geslagen; Paulus predikende te Athene, en de wonderbare vischvangst.
Ook de collectie Fransche meubelen, door John Jones aan het museum vermaakt en in één vertrek bijeengebracht, verdient wel een extra-vermelding.
Over de Exhibitionroad en aan de andere zijde dus van de straat, is de afdeeling machinerie en uitvindingen, waar alle denkbare machines zijn - zij het ook in bescheiden afmetingen - en vele dezer met een zachten druk op een knop door den bezoeker in werking kunnen worden gebracht. Op de bovenverdieping van hetzelfde gebouw zijn modellen vergaderd van schepen, van de grootste tot de kleinste, en zijn verder nog verschillende telegraphische toestellen geëxposeerd.
Mede in de omgeving van het South-Kensington Museum, en in zekeren zin onderdeelen er van, zijn nog de Indische afdeeling en het Imperial Institute, die ons de wonderen van H.M. Indisch keizerrijk doen zien. Ook daar, hoewel uitgeput van vermoeienis, brengen wij een bezoek, om dan nog even wat meer van nabij het Albert-memorial in het Hydepark te gaan beschouwen, het gedenkteeken, door het Engelsche volk opgericht ter eere van den prins gemaal der koningin. Het monument, dat bijna anderhalf millioen heeft gekost, is 175 voet hoog. Op een ruim platform, waarheen aan alle zijden marmeren trappen leiden, staat een podium, versierd met marmeren reliefs, 178 kunstenaars uit verschillende tijdperken voorstellend. Vier vooruitspringende voetstukken aan de hoeken dragen marmeren groepen, de Landbouw, Nijverheid, Handel en Industrie afbeeldend. In het midden is onder een door vier granieten zuilen gedragen baldakijn een groot verguld bronzen beeld aangebracht, dat prins Albert zittende voorstelt, versierd met de eereteekenen van de orde van den Kouseband.
De baldakijn wordt bekroond met een Gotischen toren, op welks spits een verguld kruis staat. Recht over het monument ligt de Albert-Hall, waaraan we ons bezoek moeten schuldig blijven.
Het was toch met dat al meer dan tijd geworden voor ons voorgenomen kijkje in de winkels van Piccadilly, Regent- en Oxford-street, Pall-Mall, Old- en New-Bondstreet enz., waar wij eenige inkoopen hadden te doen.
Niets valt over 't algemeen te Londen meer tegen dan de huizen. Er zijn reusachtige gebouwen genoeg, maar over 't algemeen zijn de woningen niet hoog. In de Regentstreet, de voornaamste winkelstraat, zijn zij bepaald laag. Zij hebben er slechts twee verdiepingen en lijken als druppelen water op elkander. Magazijnen als het Louvre of de Printemps te Parijs zijn er niet. Men zoekt het er minder in de hoogte dan in de oppervlakte. Ook al zijn zij van één eigenaar - zooals b.v. van Pieter Robertson - toch staan de winkels meer naast dan op elkander.
Gezellig is het winkelen er niet. Vallen de Engelschen over 't algemeen mede, de winkelbedienden zijn er zoo onhebbelijk mogelijk, onbeleefd tot aan het onbeschofte toe. Zij vinden het blijkbaar heel gewoon - uitzonderingen bevestigen den regel - om, als zij eenmaal op de toonbank gelegd hebben, wat men wenscht te zien, een praatje aan te knoopen met een collega en te doen alsof men er niet meer was. De dames zijn in het algemeen niet