Minder voornaam, meer blijvend aan de oppervlakte der dingen, vertolkend de karakteristiek van lijn en de schoonheid van kleur, het genot, dat de schilder had bij de aanschouwing er van, is het werk van den heer Schildt. Het is niet de verbeelding der stemming, bij deze aanschouwing in de ziel van den kunstenaar gewekt, maar van iets bloot uiterlijks, van het verrukkend kleurenmooi vóóral, van de schitter-weelde der ijle, schemerige wasemkleuren, der diep donkere, sonore krachttonen, op het doek gebracht met hevige schildersaandrift. Het is werk, dat lichtelijk aanspreekt, meer ‘pakt’ dan b.v. dat van mevr. Heyberg of van den heer Nachtweh, omdat het behoort tot een gansch andere kunstorde. Er zal wel geen tentoonstellingsbezoeker zijn, of hij kan dit werk waardeeren; hij begrijpt, wat den schilder in het tafereel heeft gefrappeerd - natuurlijk niet ieder even diep als de artist zelf - maar in ieder geval is 's heeren Schildt's kunst er een, die den schilder de voldoening geeft van een algemeene, ernstige waardeering van zijn al héél hoog ontwikkeld kunnen. En deze waardeering groeit nog, als we bedenken, dat Schildt door eigen kracht en eigen energie zijn schildersgaven heeft opgevoerd tot zoo waardevolle hoogte; dat hij, steunend op zijn talent en op zijn liefde voor de kunst, zich àl werkend heeft vrijgemaakt van wat hem belette zich heelemaal te wijden aan zijn artistenroeping en zoo, strevend met onwankelbare geestkracht, zich een plaats heeft veroverd, een eigen en zéér waardige plaats onder onze, reeds veel waardevols gevende en veel belovende jonge schilders.
Dit krachtige, energieke in 's heeren Schildt's persoonlijkheid kenmerkt ook zijn kunst; ze is niet ontstaan uit rustig-bedachtzame overweging, maar uit gepassionneerde, directe daad; ze is minder kalm gereserveerd, minder meditatief dan mevr. Heyberg's kunst, van meer onbeheerscht geuite emotie. Zijn figuren zijn van vrouwen in actie, in krachtig uitwendig beweeg, die van mevrouw Heyberg schijnen alleen maar te bestaan, uit te leven haar stil, hoog-rustig vrouwenleven. De vrouwen, die de schilder ons voorstelt, zijn die van den groven, stuggen handenarbeid, van het lichamelijk zich geven aan het harde werk. - Mevr. H. verbeeldt ons van vrouwen de zuivere, zachte ziele-toewijding. Maar dit materieele zijner figuren heeft Schildt verlouterd door den luister zijner jubelende glanskleuren, door het wemelende licht, dat heel de schilderij doet fonkelen en schitteren, sprankelen en stralen als een festijn van glansen: een oogenlust voor den aanschouwer!
De gouden medaille, waarmee dit werk werd bekroond, moge den zeker velen zeer sympathieken schilder zijn nièt vóóral een bewijs, maar een symbool van zijn door eigen kracht gewonnen succes en van de goede verwachtingen, die men dóór dit werk gerechtigd is van zijn talent te koesteren.
Doordat we vrij uitvoerig zijn geweest over de hier gereproduceerde schilderijen, moeten we het verslag van wat ons bovendien belangwekkend leek noodzakelijk wat bekorten.
Het portret van Jacob Maris door Haverman viel al aanstonds tegen: er was geen grootheid in, geen breedheid en diepte van opvatting; waarschijnlijk heeft de schilder niet dat kunnen bereiken, wat hij zich had voorgesteld; hij moet niet gekomen zijn tot een complete vertolking zijner bedoelingen en dientengevolge is het een droog, suf-gewerkt ding geworden, ondanks de goede qualiteiten der teekening; - nu is de kleur niet juist Haverman's fort.
Heyberg exposeert wederom soldatenstukken, waarvan vooral de meesterlijke teekening bewonderenswaardig is en die bovendien uitmunten door natuur-getrouwe verbeelding van het Hollandsche soldatentype; van Wijsmuller is er aangenaam werk - maar van niet heel krachtig-persoonlijk artistiek sentiment - de strandstudies van Akkeringa zijn onder dit opzicht belangwekkender, blijk gevend van een bijzonderen, eigen kijk op de dingen. Het landschap met figuren van Hamel is heel serieus werk - maar weinig aantrekkelijk en droog van behandeling.
Van Eerelman is er een dierenschilderij, geestig, bevallig werk: van die kunst, waar een ieder wat aan heeft, die gemakkelijk te genieten is. Lieve, guitige, jonge hondjes kijken met verbazing naar een kleine schildpad; de aanwezigheid van dit wonderdier is een evenement in hun jeugdig honden bestaan en ze bekijken den indringer dan ook met groote nieuwsgierigheid, die niet vrij is van ergernis over de vrijpostigheid van het beestje, dat zich aan hun nijdig gekef en gebrom in 't minst niet schijnt te storen. 't Is een mooi, elegant schilderij voor het salon van een aristocratisch dierenliefhebber.
C. Bisschop exposeert een imposant stilleven, zéér gedistingeerd van kleuren: een geheel van deftige weelde; Apol een der van dezen schilder overbekende sneeuwgezichten, en Blommers een strandgezicht, waarin het ijle, koele zeelicht mooi is uitgedrukt. Ook zijn figuren - die der kinderen goed naïef - zijn van verrassende realiteit, met een zeer effectvolle belichting, waardoor het stuk, hoewel het niet zoo heel groot is, dadelijk de aandacht trekt.
Hoynck van Papendrecht heeft hier een soldatenstuk, zwierig en fleurig van teekening, maar wel wat eentonig van kleur, zooals men van hem gewoon is; ontegenzeggelijk interessant, aristocratisch werk - sommigen meenen te aristocratisch voor het genre. Professor Van der Waay is als altijd heel mondain; hij exposeert de knappe schildering van twee intelligente, expressieve mannekoppen: een kranig stukje van artisten, die in een atelier een aquarel bekijken. Een geheel ander karakter draagt Karsen's werk: stemmig en ernstig is zijn kleine-stadsbuurtje, van een welbewaarde eenheid van toon - en tòch niet doodgewerkt of droog.
Paul Rink is vertegenwoordigd met twee knappe aquarellen, waarvan die met de twee mooie, uitdrukkingsvolle koppen van oude man en vrouw, in vrome aandacht voor het stichtelijke boek, waarin ze lezen, ons het best beviel. Van Waning stelt zijn te Barcelona bekroond stadsgezicht ten toon, dat van niet zoo sublieme qualiteiten is als de schilderijen van Nachtweh, en ten slotte willen we nog vermelden. ‘Een ruiterbende’ van Bauer, den artist, die een zoo gansch bijzondere, eenige plaats inneemt onder onze moderne Hollandsche schilders, herinnerend somtijds in de vizioenaire verbeeldingen zijner wonderrijke fantaizie aan Rembrandt.
En hiermede zullen we de bespreking dezer vierjaarlijksche tentoonstelling eindigen in het bewustzijn, wel niet van alle geëxposeerde belangwekkende werken, maar toch zeker van een groot deel er van een naar beste weten getrouw verslag te hebben gegeven.
Maria Viola.