bij te wonen en te genieten van de uitvoering der gewijde gezangen. De trams, rijdende in de richting van de Parkstraat, waren in een oogwenk meer dan propvol en in den omtrek der Sint-Jacobuskerk zag men de van alle zijden ter Mis opgaande menigte, waartusschen de groepen geestelijken in hun stemmig zwarte gewaden zoo mooi harmonieerden met de rustigdeftige omgeving: de pleinen en karakteristieke grachten der hofstad.
Wèl interessante groepjes hebben we gezien op weg naar de kerk: plattelandskoren, met pastoor of kapelaan aan het hoofd, de koristen zich heel gewichtig voelend in hun lid-zijn der illustre vereeniging, in het besef van deel te hebben aan hare triomfen. En dan die vele ouden van dagen, wien men het kon aanzien, dat ze vergrijsd waren in den dienst der Godgewijde kunst, van wier aangezicht lichtte dat zacht-vrome, dat onzegbare ‘ick en weet niet wat,’ eigen aan wie leefden in onafgebroken nederige toewijding van het beste, zuiverste van zich-zelf aan den dienst van God; zij gingen devoot als ter bedevaart - een bedevaart tot Sint Gregorius' eere!
Daar in de schoone Sint-Jacobuskerk heeft men het heilig Offer plechtiglijk opgedragen, opdat het streven en werken van de levende leden der vereeniging van God gezegend mocht zijn en de dooden genadiglijk mochten worden opgenomen in de hemelsche koren.
Zeer verdienstelijk is ze gezongen, Haller's pracht-Mis Assumpta est, waaraan het statigstrenge Gregoriaansch zich zoo waardiglijk aanvoegde. Want dit nu valt dadelijk op bij de uitvoering eener Mis in concertstijl: het volkomen uit den toon vallen van het Gregoriaansch der wisselende naast de muziek der staande gezangen. Meestal echter heeft men daar geen hinder van: bij dergelijke Missen ontbreekt het aan tijd om naar het voorschrift der Kerk Graduale, Offertorium, etc. te zingen. Gregoriaansch en concertmuziek kunnen nimmer samengaan, Maar waar muziek in goeden stijl waardiglijk wordt uitgevoerd is een zoo innige eenheid tusschen Gregoriaansch en meerstemmigen zang, dat men aanstonds erkent de nauwe verwantschap tusschen beide; immers de laatste is gegroeid uit de eerste als jonge takken uit eeuwenouden stam!
En zóó was het ook weer bij de uitvoering van deze Mis van den bekoorlijk-melodieuzen, maar toch altijd heilig-ernstigen en devoten Haller, zoo schoon verklankt door het ruim honderd zangers sterke koor: een pracht ensemble! Het was wel een prijzenswaardig besluit van deze zangers, genomen na den Gregoriusdag: voortaan gezamenlijk hoog-plechtige feestelijkheden in de kerken der residentie op te luisteren door hun magnifieken zang.
Is het noodig te vermelden, dat hier het innig verband tusschen altaar en koor onafgebroken bewaard bleef?
Gesticht door deze sublieme ontplooiing van den luister der heilige liturgie, verlieten we dan ook de kerk om in de groote zaal van het Zoölogisch Botanisch Genootschap te gaan hooren naar de beloofde toespraken.
Een belangstellende menigte, waaronder een groot aantal priesters, vulde de ruime zaal, aan wier einde het bestuur der Sint-Gregoriusvereeniging had plaats genomen. Het is een verblijdend verschijnsel, dat telkens zooveel geestelijken deze Algemeene Vergaderingen met hun tegenwoordigheid vereeren - want zij behooren er. Immers van onze geestelijken moet uitgaan de groote, heilige beweging tot verreining, vergeestelijking der kerkelijk muzikale kunst; van deze God-gewijden onder de menschen moet komen de liefde, de heel het Christenvolk doorgloeiende liefde voor de gewijde onder de kunsten! De priester-musici, zij zijn de uitverkoren banierdragers van den heiligen Gregorius, zij hebben vóór allen het onvervreemdbaar recht om als leidslieden en voorgangers te staan op de heilige plaats, vanwaar de lofzang der Kerk rijst ter eere van Haar Goddelijken Bruidegom. De kerkmuziek is allereerst de zaak van den priester der Kerk en dàn eerst van den talentvollen leek, mits hij zij gehoorzaam aan het gezag van den priester, dat is het onveranderlijk gezag der Kerk.
En zoo zagen we dan, dat van de lange, groen gedekte tafel, waaraan het Bestuur gezeten was, de Hoogeerwaarde Voorzitter der vereeniging, monseigneur M.J.A. Lans, opstond en onder daverend handgeklap den katheder beklom. Dit handgeklap - was het een gewone beleefdheid, bewezen aan den eersten spreker ter vergadering? Volstrekt niet: het was de uiting eener uit alle harten wellende eerbiedige bewondering voor den waardigen priester, onder wiens opperleiding is tot stand gekomen al het heilig-schoone, dat de glorie is der vereeniging; het was een hartelijk welkom aan den onvermoeiden leider der Algemeene Vergaderingen, den geliefden spreker, wiens geestig, vriendelijk overredend, zacht vermanend priesterwoord méér heeft uitgewerkt voor den bloei der gewijde en liturgische muziek in ons vaderland, dan de meest klemmende, strenge vertoogen zouden gedaan hebben. Want dit echt Hollandsch goed-rond, pittig woord gaat in zijn eerbied waardigen eenvoud van hart tot hart; het schittert niet, het praalt niet in tooi van weidsche rethoriek: het verlicht, het overtuigt, het verovert; onmogelijk is het zich te onttrekken aan den zacht overredenden invloed, die er van uitgaat, omdat het geheel zuiver is van bedoeling; men voelt het: deze spreker wil niet mooi zeggen, maar goed zeggen en waar, naar den heiligen wil Gods - en dit is de zuiverste schoonheid van menschenwoorden. ‘Zingen is het werk der liefde,’ heeft de Hoogeerwaarde Voorzitter eens gezegd op een algemeene vergadering; maar ook spreken, zóó spreken is ‘het werk der liefde,’ der heiligste priesterliefde.
't Is hier niet de plaats om deze toespraak uitvoerig mede te deelen: dagbladen van allerlei richting gaven er reeds verslag van, en het orgaan der vereeniging, het Sint-Gregoriusblad, zal ze wel in haar geheel opnemen. De grondgedachte er van was deze: Wie een waarlijk goed korist, d.i. kerkzanger wil zijn, moet, zooals van zelf spreekt, genoegzame muzikale kunstvaardigheid bezitten; maar nòg hooger dan deze moet staan zijn liturgische gehoorzaamheid; zonder de laatste eigenschap is de eerste heilloos voor echt kerkelijke toonkunst; zijn echter beide eigenschappen vereenigd, dan wordt de beste korist geboren. Dientengevolge zullen de beste koristen zijn degenen, die zich aansluiten bij de Sint Gregoriusvereeniging, want het is juist het streven dier vereeniging om muzikaal kunstvaardige en te gelijk liturgisch gehoorzame koristen te vormen.
Behoef ik te releveeren, dat deze toespraak telkens werd onderbroken door levendige bij valsbetuigingen en hartelijk gelach?
Zoo - toejuichende, lachende hebben we gehoord de waarheid, de kerkelijk muzikale waarheid, en ze was er niet minder klaar en overtuigend om; de hoogeerw. president weet wel, dat de mensch over 't algemeen zich zóó het allerliefst overtuigen laat!
Na de rede van den president kregen we den heer A. Giesen, directeur-organist der St.-Theresiakerk met een klein koor, waaronder verscheidene Haagsche directeuren, tot het houden eener onderrichtende repetitie. Zoo een repetitie is een voor de toehoorders hoogst leerzaam in practijk brengen van de door de sprekers verkondigde kerkelijk muzikale theorieën en wordt dan ook met de meeste belangstelling gevolgd.
De heer Giesen begon dan met een korte toespraak, waarin hij releveerde het goed recht van den Gregoriaanschen zang om te zijn de kerkzang bij uitnemendheid, en het eerherstel dezen zang gegeven door de Sint-Gregoriusvereeniging.
Eenvoudig en bescheiden was het optreden van dezen directeur met zijn welgeoefende zangers; zij kenschetsten volkomen het karakter van kerkzangers: zich geheel gevend, niets eischend voor zichzelf, dienaren der H. Kerk. Er was niets concertachtigs, niets aanstellerigs in het doen dezer talentvolle mannen; beschaafd en sober zongen ze hun Tota pulchra es, eerst volgens den ouden sleur van languitgehaalde, zware galmtonen - met in de begeleiding allerlei loopjes en smakelooze versierinkjes - daarna hortend en stootend met overdreven aangebrachte accenten, zooals men het ook in onze dagen nog wel eens te hooren krijgt. Deze zangers, ze waren ook dáár, op dat podium, kerkzangers in den volsten zin des woords; in hun bescheidenheid, ijver, godvruchtige aandacht en onderworpenheid aan de intenties van den leider een voorbeeld voor velen! Dat de toehoorders begrepen hadden, bewees de spontane uiting van afkeurende hilariteit na de beide eerste foutieve vertolkingen van den lofzang en het hartelijk applaus, nadat de zangers dien onberispelijk hadden ten gehoore gebracht.
Zoo was dan bewezen, dat het Gregoriaansch, mits volgens de regelen uitgevoerd, ten volle verdient de hooge plaats, waarop het door de Sint-Gregoriusvereeniging gehandhaafd wordt; en ten slotte zouden de zangers aantoonen, dat ook meerstemmige muziek, in den geest der Gregoriaansche zangen, allerwaardigst is op te luisteren de heilige Diensten.
En nu volgde de uitvoering van het Tota pulchra es, volgens de toonzetting van Beltjens: een vroom lofgezang, verklankend de paradijslijke schoonheid, de verheven vlekkeloosheid der Maagd: Tota pulchra es Maria et macula originalis non est in te - en hooger en hooger stijgt de reine verrukking der zangen om Haar glorievolle eeretitels: tu gloria Jerusalem, tu laetitia Israel, tu honorificentia populi nostri, tu advocata peccatorum - en dan het innig venerabele slot: Ora pro nobis, intercede pro nobis ad Dominion Jesum Christum - als een vage openbaring der toekomstige gloriën, een verlangen naar de zalige aanschouwing Hare zoete gratie.
Zóó vertolkt is goede meerstemmige muziek een luister voor Gods huis!
Toen hebben we gehoord den eerw. heer Van Schaick, den reeds met roem bekenden toonzetter van het oratorium St. Joseph, en wederom hebben we toegejuicht de kerkelijk-muzikale waarheid, ons hier voorgesteld in de statig-strenge gewaden van den ernst; en zoo er onder het gehoor zich mochten bevonden hebben, wier daden onder kerkelijk-muzikaal opzicht in strijd waren met deze waarheid, zij moeten zich wel ganschelijk van hun valsch standpunt verslagen hebben gevoeld, toen de eerwaarde spreker met onwederlegbare bewijskracht aantoonde, dat het eenig-ware levensbeginsel der katholieke kerkmuziek is: haar levensgemeenschap met de liturgie - en die levensgemeenschap erkend wordt aan haar innige betrekking tot het liturgische woord, de liturgische handeling, de liturgische wetgeving; hieraan verbond de spreker eenige voortreffelijke practische wenken voor kerkelijke componisten en koorleden.
Aan het einde van deze in alle opzichten belangwekkende Vergadering, beklom de Hoogeerw. deken van 's-Gravenhage, monseigneur Heyligers, het spreekgestoelte, om dank te zeggen aan het bestuur der Sint Gregoriusvereeniging, dat de hofstad de eere van haar tiende Algemeene Vergadering had waardig gekeurd; spreker zag daarin een door het bestuur gegeven blijk van ingenomenheid met het streven der Haagsche kerkkoren, een daad van aanmoediging om voort te gaan op den ingeslagen goeden weg. En dat het den kerkzangers daarmee ernst is, bewees het feit, dat acht der tien Haagsche koren - Scheveningen meegerekend - in de goede richting werkzaam waren. Dank zegde de Hoogeerw. deken aan de Eerw. sprekers, aan de in grooten getale opgekomen belangstellenden, inzonderheid ook aan de koordirecteuren en zangers der hofstad - en langdurige toejuichingen waren de blijken van instemming der hoorders met de uitgesproken dankzegging.
Des namiddags op het vastgestelde uur was de St.-Jozefskerk aan de Van Limburg Stirumstraat, méér dan vol met belangstellenden, gekomen om de avondmuziekuitvoering bij te wonen - en deze is in vele opzichten een welslagen geweest; wel zouden op dit en op dat enkele aanmerkingen te maken zijn, kleine vlekjes aan te wijzen - maar welk menschenwerk kan op volmaaktheid roemen? Over het algemeen valt er veel te prijzen, op de eerste plaats de distinctie, de soberheid van voordracht; het onpersoonlijke, het vergeestelijkt karakter dezer sublieme muziek, hebben de