Bij de Platen.
Esther begeeft zich naar koning Assuerus. -
Ieder kent de geschiedenis van Esther, die, door den Perzischen koning Assuerus - den Xerxes der ongewijde geschiedenis - tot zijn gemalin verheven, het Joodsche volk van een wissen ondergang redde.
De gunsteling des konings, de wreede Aman, was hevig vertoornd, dat één man in Susa, Mardocheus, de oom van Esther, weigerde voor hem de knie te buigen. Toen hij vernam, dat diens godsdienst hem het brengen van dat eerbewijs verbood, besloot hij alle Joden daarvoor te laten boeten en wist van den gewetenloozen koning te verkrijgen, dat zij op den 13en dag der laatste maand van het jaar in het geheele rijk zouden worden verdelgd.
Mardocheus deed Esther weten, welk vreeselijk lot haar geloofsgenooten boven het hoofd hing, en spoorde haar aan tot den koning te gaan en genade voor haar volk af te smeeken. Hoewel het op doodstraf verboden was den koning ongeroepen te naderen, ondernam Esther, na drie dagen met bidden en vasten te hebben doorgebracht, het waagstuk. Toen Assuerus haar zag naderen, ontgloeide hij in gramschap, zoodat de koningin machteloos neerzeeg in de armen harer dienstmaagd. Maar nu veranderde God den toorn des konings in medelijden; hij zelf snelde op Esther toe, verzekerde dat zij niet zou sterven, en dat de wet niet voor haar gemaakt was. Esther noodigde nu den koning en diens gunsteling Aman op den maaltijd, dien zij bereid had. Zij openbaarde echter haar verzoek niet, doch verzocht Assuerus, dat hij ook den volgenden dag met Aman weer haar gast zou zijn.
Opgetogen over de hooge eer, die hem was te beurt gevallen, verliet Aman het paleis, maar zijn blijdschap veranderde in woede, toen hij, door het voorhof stappend, daar Mardocheus zag zitten, die zich niet eens gewaardigde voor hem op te staan. Thuis gekomen, liet hij voor zijn woning een hooge galg oprichten, waaraan hij, na bekomen toestemming des konings, den vermetelen Jood hoopte op te hangen.
Dien nacht kon Assuerus niet slapen en liet zich uit de jaarboeken van het koninkrijk voorlezen. Zoo geviel het, dat ook het verhaal werd voorgelezen van een samenzwering tegen het leven des konings, door Mardocheus' toedoen verijdeld. ‘Welke belooning heeft Mardocheus voor die daad van trouw ontvangen?’ vroeg de koning. ‘Niets heeft hij ontvangen,’ antwoordden de dienaars.
Toen nu reeds vroeg in den morgen Aman in het voorhof verscheen, liet Assuerus hem roepen en vroeg hem, welke eer den man bewezen moest worden, dien de koning wenschte te eeren. Aman, die niet twijfelde of de koning bedoelde hem zelf, antwoordde: ‘Die man moet gekleed worden in koninklijk gewaad, moet zitten op een paard, waarop alleen de koning zit, moet de koninklijke kroon op het hoofd dragen, en een van de eerste rijksgrooten moet het paard bij den toom door de straten der stad leiden en uitroepen: ‘Aldus wordt hij geëerd, dien de koning wenscht te eeren.’
Assuerus, die zeer wel begreep, dat zijn vermetele gunsteling koninklijke eer voor zich zelven vroeg, gelastte hem alles wat hij gezegd had te doen met den Jood Mardocheus. Aman volbracht dit bevel.
Aan tafel vroeg de koning aan Esther wat haar verzoek was. Deze smeekte hem, haar leven en dat van haar volk te sparen. Op de vraag van Assuerus wie haar vijand was, antwoordde zij:
‘Die snoode belager is Aman.’
De koning gaf nu bevel, dat Aman aan dezelfde galg zou worden opgehangen, die hij voor Mardocheus bestemd had, en verhief dezen in Aman's plaats tot eersten vorst des koninkrijks
De fraaie gravure in dit nummer, naar de schilderij van den Franschen kunstenaar Barrius, stelt ons het oogenblik voor, waarop Esther zich naar den koning begeeft. De phantasie van den schilder heeft aan haar rechterhand Mardocheus geplaatst, die haar met opgeheven vinger vermaant, niet te versagen, maar te volbrengen, wat God van Zijn dienstmaagd verlangde.