[Nummer 30]
Oud huis te Wernigerode.
De schilder, naar wiens schilderij nevensstaande reproductie genomen is, behoort niet tot de zoogenaamde impressionisten: artisten, wier doel is, den indruk, van een mooi licht of kleureffect ontvangen, zóó te verbeelden, dat de aanschouwer noodzakelijk dezelfde impressie moet krijgen van zijn werk, die zij zelf kregen van de natuur. Zij trachten niet door een conscientieus weergeven van alle bijzonderheden van lijn en kleur hun sujet zoo precies mogelijk te volgen, tot in de kleinste onderdeden alles heel zorgvuldig af te werken; zij verwaarloozen opzettelijk wat zou kunnen schaden aan de eenheid, de kracht van uitdrukking, waarmee de hoofd bedoeling van hun werk moet naar voren treden.
oud huis te wernigerode, naar de schilderij van jan striening.
Niets van den impressionist vertoont de schilder van dit tafereeltje - of liever van dit mooie brok zeventiend' eeuwsche houtsneekunst; Jan Striening is niet de vertolker van hevige, spontane emoties, hij is de schilder der rustig geobserveerde, mooie dingen, der volkomen afgewerkte, schilderachtige hoekjes, der wèl bestudeerde, geestig geteekende fragmenten oude architectuur.
Met liefdevolle zorgvuldigheid zijn de prachtig- in hout gesneden figuren, die reeds sterk door den tijd geleden hebben, uitgevoerd.
Heel confuus zijn de vormen geworden, hier en daar nauwelijks te herkennen, vaag wegdommelend in aristocratisch goud bruine en dofgroene tonen, die de eerwaardigoude gebouwen, waar 't stadje Wernigerode beroemd om is, zoo'n bekoorlijk aanzien geven.
Maar het geoefend oog van den schilder heeft ze nagespeurd, de door den tijd bijna weggewischte, nobele lijnen; meer vermoed dan gezien heeft hij ze; zijn vaardige teekenstift heeft ze vastgehouden in geestige, knap gedane schetsen. En met een portefeuille vol van die zuivere, heel uitvoerige potloodteekeningen en losse, vluchtige, maar altijd raak gezette krabbels - soms vliegensvlug, maar heel nauwkeurig gedaan te midden van 't straatgewoel - op vellen zacht-getint papier, is de schilder thuisgekomen van zijn kunstreis naar de oude Duitsche steden en stedekes. Op zijn atelier werkte hij de gegevens uit tot aquarellen en schilderijen, als waarnaar nevensstaande reproductie genomen is.
Handig is hier partij getrokken van de openstaande poort, die een mooi doorkijkje geeft tot in een achterhuis, waar een vrouwefiguur zichtbaar is. De duistere ingang komt nu goed tot zijn recht door het licht, dat blank invalt tusschen voorportaal en achterhuis. Dergelijke lichteffecten treffen we ook veel aan bij de schilders van interieuren onzer zeventiend' eeuwsche patriciërswoningen.
Maar het rijke houtsneewerk, dat den gevel versiert, staat daar in egale verlichting, in effen, stillen toon gehouden; want de prachtvormen der ornamentaties moesten hoofdzaak blijven, ze mochten niet verloren gaan in effectvolle spelingen van licht en schaduw; nergens ‘rammelen’ de reliefs der fijne mensch- en dieren bloemfiguurtjes: het is alles eenvoudig en rustig mooi. Dit is de verdienste van den schilder, van zijn zuiver toon voelen. Het arme vrouwke met haar kinderen is dan ook - hoewel uitvoerig gedaan - louter bijzaak, stoffage, die de schilderij verlevendigt; het nobel getinte, oude houtsneewerk heeft de artist, die de schoonheid zag van lijnen en kleuren, vóór-al willen geven, dáárin heeft hij zich verlustigd: een feest voor zijn kunstenaarsoog!
En of hij dit nu verbeeldt als schilderij of aquarel, gansch zichtbaar in open daglicht of hier en daar bedekt met een iji-witte sneeuwlaag - zooals op sommige zijner waterverfteekeningen - altijd blijft hoofdzaak de voorname pracht dezer oude, rijkgeornamenteerde gebouwen.
M.V.