Het honderdjarig jubilé van den meter.
De bewerking van het meten is overoud. Zelfs ruwe volken meten, zij het dan ook onnauwkeurig, tijd en ruimte. Nauwkeurig meten vereischt niet alleen een nauwkeurige maat en een zorgvuldige verrichting der bewerking zelf, maar ook een overeenstemmende norm der door verschillende personen gebruikte maat. Reeds in de oudheid zag men de noodzakelijkheid in, om willekeur bij de maten te voorkomen. De verdienste, een goed stelsel van maten bedacht te hebben, komt het eerst aan de Chaldeeërs toe. Ook te Athene bestond een afzonderlijk lichaam, wier leden metronomen heetten, dat het toezicht hield over de maten, deze naar bepaalde modellen liet vervaardigen en ze door een stempel ijkte. Evenzoo was het in het oude Rome, waar de modelmaten in den tempel van Juno Moneta bewaard werden.
Niet zoo nauwkeurig gingen andere volken te werk, die sommige lichaamsdeelen, arm, elleboog, duim, voet, als eenheid van lengte gebruikten. Dat de verschillende staten en steden elk hun eigen maat hadden, zoodat er een haast eindelooze verscheidenheid van voeten, ellen, duimen enz. bestond, gaf aanleiding tot veel verwarring.
In 1664 stelde onze groote landgenoot Huygens voor, de lengte van den secondeslinger als grondslag te nemen van een algemeen in te voeren stelsel van maten en gewichten. Uit verschillende waarnemingen bleek, dat de lengte van dezen slinger te Quito 4391/10, te Parijs 440 6/10 en op het schiereiland Kola (Rusland) 441 31/100 Parijsche strepen bedroeg en dat hij van den evenaar tot aan de polen 2¼ streep verschilde. Dit verschil lag aan de tot dusver onbekende afplatting en aan de aswenteling der aarde. Door de gedane proefnemingen kwam men het eerst op de gedachte, dat de aarde niet zuiver een bol was.
Bijna te gelijker tijd met den voorslag van Huygens kwam de sterrenkundige Gabriel Mouton te Lyon met een nieuw denkbeeld voor den dag. Hij meende, dat de bewoners der aarde den maatstaf voor de verhoudingen in de ruimte aan de aarde zelf moesten ontleenen. Mouton sloeg namelijk voor, de lengte van een meridiaanboog van één minuut als lengte aan te nemen en die mijl te noemen, zoodat een meridiaangraad 60 mijlen zou bedragen. Maar hiertegen werd dezelfde bedenking geopperd als tegen het denkbeeld van Huygens: dat de meridiaancirkel wegens de afplatting der aarde niet precies een cirkel was en dus de op verschillende breedte liggende meridiaangraden een verschillende lengte hadden.
In het jaar 1789 dienden in Frankrijk verschillende steden, Parijs, Lyon, Reims, Rouaan, Orleans enz., bij de Kamer van Afgevaardigden een verzoekschrift in om afschaffing der verschillende maten. De petitie werd in 1790 voor de Constitueerende Vergadering gebracht en deze besloot den koning te verzoeken, den koning van Engeland uit te noodigen, een commissie te benoemen, die met een Fransche commissie de lengte van den secondeslinger op 45 graden Noorderbreedte of op een ander geschikt punt zou meten, om die tot grondslag te nemen voor een onveranderlijk stelsel van maten en gewichten.
De koning vroeg hierover de meening der Parijsche academie, die het voorstel verwierp en op haar beurt voorstelde, een meridiaanboog te meten van Duinkerken naar Barcelona, daaruit de lengte van den meridiaanquadrant te berekenen en het tienmillioenste deel daarvan onder den naam van meter als eenheid aan te nemen. Dit denkbeeld werd den 26en Maart 1791 aan de goedkeuring der Nationale Vergadering onderworpen en na vier dagen beraadslagens aangenomen. Mechain en Delambre begonnen in 1792 de graadmeting. Te gelijker tijd werden te Parijs metingen der slingeringen van den secondeslinger ondernomen. De werkzaamheden vorderden verscheiden jaren, werden herhaalde malen onderbroken en vereischten de medewerking van een groot aantal beroemde natuurvorschers.
Door het Fransche bewind werden in 1798 uitnoodigingen gericht aan de verschillende landen, om afgevaardigden te zenden naar een congres, dat te Parijs omtrent de belangrijke aangelegenheid der maten en gewichten zou worden gehouden. Onder de Nederlandsche afgevaardigden behoorde de hoogleeraar Van Swinden, wien door het congres werd opgedragen, een algemeen verslag der zittingen op te stellen.
Over het eindresultaat der metingen werd den 23en April 1799 een rapport uitgebracht en door een decreet van 10 December 1799 werd bepaald, dat de meter de lengte zou hebben van een platinastaaf, die bij o graden Celsius 443 296/1000 Parijsche strepen zou meten.
Voor en na heeft bijna de heele beschaafde wereld den meter en met den meter het geheele decimale stelsel van maten en gewichten aangenomen. Een groot gemak van dit stelsel - hetgeen stellig ook veel tot zijn algemeene verbreiding heeft bijgedragen - is de tiendeelige indeeling niet alleen bij de maten, maar ook bij de gewichten. Ieder kent het verband tusschen deze beide: het gewicht van een hoeveelheid zuiver water van 4 graden Celsius, bevat in een kubieken decimeter of liter, heet een kilogram.
Toch zal het nog lang duren, eer overal de oude namen van el, palm, duim, van pond, ons, lood enz. voor de officieele namen van het metrieke stelsel zullen hebben plaats gemaakt.