‘Neen, dat heb ik hier onder mijn arm,’ zei haar man, op een bundeltje wijzend, dat hij in een krant gewikkeld, bij zich droeg. En na de dames een genoeglijken morgen gewenscht te hebben, stapte hij de deur uit.
De tafel was intusschen afgeruimd, en er kon dus aan andere bezigheden gedacht worden. Ook Netje ging zich even kleeden en kwam toen, op haar beurt met een bundeltje in een krant, weer beneden. Zij had haar hoed op en haar mantel om, haar parasol in de hand, en scheen van zins de stad in te gaan. Ze zag er heel coquet uit, want al was ze sedert jaren maar altijd zes en twintig, onder haar voile maakte ze toch nog een goed figuur.
‘Dus u denkt, moeder,’ zei ze, 'op het bundeltje wijzend, dat ze in de hand hield, ‘dat ik het gordijnengoed maar moet gaan ruilen.’
‘Zeker,’ zei haar moeder, ‘het is veel te doorschijnend voor een benedenkamer aan straat. Je moet een voller patroon nemen.’
‘Nu, dan loop ik maar eens even naar den winkel.’
‘Maar niet te lang wegblijven hoor. Denk dat we van middag menschen ten eten krijgen en er dus nog heel wat te beredderen valt.’
En onder stellige belofte haar morgenwandeling door de stad niet te lang te maken, stapte juffrouw Netje de deur uit.
Terwijl alzoo bij de familie Bikkers de zaakjes hun gang gingen, was ook bij de familie Schram de theetafel afgeloopen en stond ook daar de heer des huizes klaar om ingevolge de afspraak met zijn vriend Bikkers naar de rivier te wandelen. Ze kwamen op het oog niets bij elkaar, die twee oude heeren, die, door het huwelijk van hun kinderen, spoedig nog nader tot elkaar zouden gebracht worden.
Was de heer Bikkers lang en schraal, de heer Schram was een kort, dik propje, en leed Bikkers aan distractie, bij Schram moest men daar niet om komen: hij was al precies wat er aan was, en hij kon zich dikwijls wat ergeren over de sufferigheid van zijn jongen, die allesbehalve een aardje had naar zijn vaartje, maar geboren scheen om de schoonzoon te worden van den heer Bikkers.
Het was een zonderlinge samenloop van omstandigheden geweest, die de twee families met elkaar in aanraking had gebracht. Op een avond was er lezing geweest in de sociëteit, waar Bikkers en Schram allebei lid van waren; er was over een heel gewichtig politiek onderwerp gehandeld en Bikkers was na afloop, nog vol van het gehoorde, de eerste de beste overjas aanschietende, die hij in het portaal zag hangen, naar huis gedraafd. Het gevolg was, dat toen Schram zijn jas wilde aantrekken, hij te vergeefs den heelen kapstok nakeek, zonder ze te vinden en hem ten slotte, toen al de bezoekers hun eigen plunje hadden meegenomen, niets anders overschoot, dan zich zoo goed en zoo kwaad het ging in het enge, kale demi-saisonnetje te wringen, dat Bikkers voor hem had achtergelaten.
Den volgenden morgen was hij zelf niet in staat geweest de verwisseling te redresseeren, want hij lag met de koorts op het lijf te bed; hij had het in het nauwe, dunne jasje, dat hij onmogelijk dicht had kunnen knoopen, leelijk van de kou te pakken gekregen. Hij stuurde daarom zijn zoon Stoffel naar Bikkers om de jassen te ven uilen, en daar juffrouw Bikkers den jongen aan de praat had weten te houden en hem voor den volgenden Zondag op de koffie had gevraagd, was allengs de teere betrekking aangeknoopt, die nu over een paar weken tot een verbond voor het leven zou worden gemaakt.
De oude heer Schram dan stond met hoed en stok gereed om naar de rivier te wandelen, waar hij zijn vriend Bikkers zou treffen. Hij was een man van orde en zijn badgoed, de zwembroek met den handdoek, lag altijd 's avonds te voren, zorgvuldig in een grauw papier gepakt, klaar.
‘Och Stoffel,’ riep hij door een kier van de deur in de zijkamer, ‘geef me mijn badgoed eens aan; het ligt op het kastje.’
‘Hier vader,’ hernam de gedienstige zoon en stak den ouden heer het in grauw papier gewikkelde bundeltje toe, dat deze onmiddellijk in den achterzak van zijn jas liet glijden.
‘Maak jij ondertusschen ook maar, dat je klaarkomt’ dus vermaande de oude heer zijn sufferigen jongen, ‘anders wordt het nog avond, eer je je aanstaande kan feliciteeren.’
‘Ik ben zóó klaar, pa,’ riep Stoffel, ‘ik heb me laarzen nog maar aan te trekken.’
‘Nou, bonjour dan,’ riep de oude heer en stapte de deur uit.
Werkelijk verscheen de heer Schram Jr. een paar minuten later gekleed en gereed in de huiskamer. Hij had zijn hoed al op en zijn stok in de hand, maar, opmerkelijk genoeg, was zijn rechterbeen nog ongelaarsd. Onrustig keek hij rond, onder de tafel en tusschen de stoelen.
‘Nou kan ik toch nergens mijn ééne laars vinden, moeder,’ zei hij tot de oude juffrouw.
‘Je ééne laars, maar die zal toch wel staan, waar je de andere vandaan hebt gehaald.’
Ondertusschen kroop Stoffel al zoekende over den grond en sloeg met zijn rotting onder de latafel, een van welker achterste pooten hij voor het vermiste schoeisel aanzag.
‘Lomperd, hoe wil je daar nu toch een laars vandaan halen?’ riep zijn oude vrouw. ‘Hou dan ook je spullen bij mekaar. Kijk nou toch eens aan, je hebt al een heelen deuk in je hoed en je verkreukelt je schoone overhemd. Denk toch, dat je bij de Bikkers moet gaan feliciteeren.’
Maar de goede Stoffel hoorde haar welgemeende waarschuwing niet en bleef maar onder de meubels rondscharrelen, tot zijn moeder op het laatst zei:
‘Kom kom, hier hoef je naar geen laarzen te zoeken; ik zou niet weten hoe hier een laars zou gekomen zijn. Ik zal zelf wel eens in de kamer hiernaast kijken.’ En een oogenblik later was het goede mensch met gelijken ijver op jacht naar de vermiste laars. Alle hoeken en kanten werden doorzocht en tevergeefs dribbelde ze van het eene end naar het andere, dat het zweet haar bij den rug liep, terwijl Stoffel maar op handen en voeten rondkroop en woedend met zijn stok rondsloeg.
‘Wel heb je nou ooit van je leven,’ riep zijn moeder op 't laatst hijgend en blazend uit. ‘Waar denk je nou, dat ik de laars vandaan haal? Uit je hoededoos.’ En met de laars in de eene en de doos in de andere hand overtuigde zij den verbluften Stoffel van zijn verregaande gedachteloosheid.
‘Och dat zal wel eens meer gebeurd zijn, zegt mijnheer Bikkers altijd,’ dus verontschuldigde zich de stumper, verlegen aan zijn schuierachtig kneveltje draaiend.
‘Ja, jij en Bikkers, dat is een mooi stel. Als zijn dochter naar haar vader aardt, zal dat een gezellig huishouden geven. Maar mijn God jongen, wat heb je je overhemd gehavend en kijk je broek er eens uitzien van dat kruipen over den vloer. Zóó kan je onmogelijk onder de menschen komen. Ga maar gauw een schoon overhemd aantrekken en borstel je behoorlijk af vóór je de deur uitgaat... Waar is je cadeau voor Netje? Zoo, geef maar hier,’ zei ze, terwijl ze het in grauw papier gewikkelde pakje aannam.
Het geschenk waarmee de gelukkige minnaar zijn uitverkorene op haar verjaardag wilde verrassen, zou bestaan in een kostbaar gouden collier met medaillon, benevens een fijnen kanten bruidsluier, waarmee zij zich op den gewichtigen dag hunner echtverbintenis moest tooien.
‘Dat vertrouw ik je nooit toe,’ zei de zorgzame huismoeder. ‘Je zou in staat zijn het onderweg te verliezen. Ik zal het behoorlijk met een besteller laten brengen; die moet dan maar zeggen: compliment van mijnheer Schram, en dat mijnheer tegen koffiedrinken zelf zou komen.’
Ingevolge dezen wijzen moederlijken raad werd het gewichtig pakket zorgvuldig verzonden, en Stoffel had inmiddels al den tijd, om zich behoorlijk op de felicitatie-visite voor te bereiden.
De oude heeren Schram en Bikkers hadden intusschen mekander volgens afspraak in de zweminrichting aangetroffen.
‘Wel gefeliciteerd, Bikkers,’ had Schram met een krachtigen druk van zijn vleezige hand zijn vriend toegeroepen, die alweer in een krant stond te neuzen. Hij had er altijd een paar in zijn zak.
‘O ja, da's waar ook,’ zei hij, verstrooid opkijkend, ‘ik verjaar vandaag. Dank je wel.’
‘Dat mocht je willen, ouwe jongen,’ lachte de ander. ‘Neen, man, je lieve dochter is de gelukkige als ik 't wel heb.’
‘Och ja, een kleine vergissing, nou dat zal wel eens meer gebeurd zijn.’
‘Dat zeg ik ook,’ zei Schram oolijk, maar ondertusschen dacht hij toch bij zijn eigen: ‘Nou dat is me er ook eentje; daar is mijn Stoffel nog een licht bij.’
(Wordt vervolgd.)