Bij de Platen.
Pedro III van Arragon in Sicilië. -
Trotsch en geweldig als een veroveraar, die voor niets terugdeinst om zijn eerzuchtige oogmerken te bereiken, staat de Spaansche vorst op de hooge rots en overschouwt het land, dat hij gezworen heeft, in bezit te nemen: het bergachtig Sicilië, waar kort te voren nog Karel van Anjou als meester gebood.
Gehuwd met de dochter van Manfred, keizer Frederiks zoon, heeft hij gemeend, rechten op Sicilië te kunnen doen gelden; maar die rechten - zoo ze aldus mochten heeten - heeft hij trachten te doen zegevieren door snood verraad.
Door zijn aanstoken is te Palermo de bloedige opstand uitgebroken, in de geschiedenis bekend als de ‘Siciliaansche vespers’ en daardoor is de heerschappij van Karel van Anjou voorgoed geknakt.
Nu staat Pedro op het punt, zich in diens plaats van Sicilië meester te maken; het geluk is zijn wapenen gunstig; weldra zal de eerzuchtige zich koning van Napels mogen noemen.
Maar de banvloek des Pausen stuit zijn zegetocht; verontwaardigd over het schandelijk verraad, waardoor Pedro zich den weg tot den Siciliaanschen troon heeft gebaand, treft de H. Vader den overweldiger met den ban der Kerk en legt op zijn staten het interdict. Een paar jaren later reeds lag de stoute veroveraar op zijn uiterste en mocht zich gelukkig achten, in zijn laatste uur nog de vrijspraak van den ban te ontvangen. Hij had de kroon niet mogen dragen over het zoo vurig begeerde Sicilië, waarop hij van de hooge rots, in de vaste zekerheid van een gemakkelijke zegepraal, zoo fier had neergezien.