Baas Fiks.
Door J.J.G.W.
(Vervolg.)
‘Kijk eens aan, wat ben jij snugger,’ spotte baas Fiks, ‘dat was juist iets voor mij! Om de luie knechts in hun luieren te sterken en hun geld voor de kroeg te verschaffen, zou ik maar acht uur moeten laten werken in de werkplaats en dertig cents loon per uur betalen! Neen, beste vriend, daarvan staat niets in mijn boekje.’
‘Ten lange leste moet je toch,’ bromde Hansen, ‘de baas zal wel anders er over gaan denken, als hij ziet, dat het den knecht ernst is.’
‘Meen je dat? Ik heb 't je al gezeid, je mag doen wat je wil; ik laat mij geen wetten stellen in mijn smederij, noch door knechts, noch door een werkstakerscommissie en ik zal mijn winkel ook niet om jelui sluiten, hoor je, jongen!’
Baas Fiks keerde zich met vertrouwen en trots naar zijn Jan. ‘Hè, jongen, als Hansen staken wil, dan werken wij tweeën eens zoo hard in de smederij!’
‘Maar wij leveren geen pruts- en knoeiwerk, vaderlief,’ riep Jan vroolijk, ‘dat wil ik niet meer naar mijnheer Meyerstein brengen.’
‘Nou hoor je 't!’
De steek van Jan had Hansen geraakt; hij trok weer een gezicht als een kat, wier staart beklemd zit.
‘Ja, kereltje,’ ging de baas met ietwat warmer toon in zijn stem voort, ‘het is nu eenmaal niet anders. Ieder mensch krijgt van tijd tot tijd een weinig overvloed, als hij niet overal door ongelukken wordt achtervolgd en verstandig genoeg is, dat beetje overvloed netjes bij elkaar te houden. Dan komt er al gauw een volgend en een derde beetje bijeen; eindelijk duurt het niet lang meer, of uit dat beetje is een mooi kapitaaltje gegroeid; men weet eigenlijk niet, hoe dat zoo vlug in zijn werk is gegaan. Zoo heb ik al huis en erf bij elkaar zien komen, en mijn eigen huisje, - God zegene het - heb ik precies zoo bij elkaar gescharreld, steen voor steen, tot dat het klaar was.
‘De laatste hypotheek heb ik pas in 't vorige jaar afgelost. Als van den anderen kant iemand dat eerste beetje overvloed verdoet, het tweede niet acht en het derde verslampampert, dan heeft hij zijn heele leven niets dan narigheid, want elke overvloed, die niet met verstand wordt behouden, voert tot onmatigheid, overdaad en ongebondenheid. Elke overdaad voert weer tot ongeschiktheid om te werken en verlamt den lust daartoe. En als je dit nog verder wil uitwerken, dan heb je van den tegenzin in 't werk en van de ongeschiktheid daartoe niets dan geringe verdiensten, ontevredenheid en gebrek te verwachten. Dat is de oorzaak van de werkstaking bij menigeen - en ook bij die smidsknechts. En nu - God zegene den maaltijd, wel mag 't je bekomen!’
Het kleine gezelschap stond op, na gedankt te hebben.
Baas Fiks leidde zijn vrouwtje naar den stoel met bekleede zitting bij het raam, en nam toen zelf in de zorg plaats, om een klein middagdutje te doen.
Met bedrijvige hand ruimde de jonge Martha de tafel op en Hansen ging in de huisdeur staan, om een kwartiertje zich in den zonneschijn te gaan koesteren.
Ja, ja, hoe netjes die Martha in de keuken het vaatwerk wiesch. Hansen zou gaarne het lieve meisje gevolgd zijn, om met haar na tafel eens te babbelen, als die wijsneus van een Jan niet in de keuken ware geweest. Maar die slokop scheen nog niet genoeg te hebben gegeten, want hij ging eerst nog bij Martha de schotels nalikken.
‘Zeg, heb je nu eindelijk genoeg, of kan er nog meer in je maag?’
Martha nam, vroolijk lachend om den gezegenden eetlust van haar broertje, dezen de ledige schotels af.
‘O!’ Jan rekte zich uit als een koornzak, wanneer hij gevuld is. ‘O, Marthalief, wat was het eten lekker, het heeft mij in langen tijd niet zoo goed gesmaakt.’
‘Zoo! dat komt ook, omdat ik vandaag heel alleen heb gekookt.’
‘Ja, dat zal 't zijn! Daar....!’ Jan sloeg plotseling zijn arm om den hals van zijn zuster, ‘daarvoor krijg je een zoen van me!’
‘Malle jongen!’ Nog vóór het aardige meisje den overmoedigen knaap den vaatdoek om de ooren kon slaan, was deze vlug als een wezel voorbij Hansen gesprongen en naar de werkplaats gesneld.
‘Juffrouw Martha!’ Hansen had alleen op het weggaan van Jan gewacht.
‘Juffrouw Martha, laat den knaap maar loopen, hij is een beetje brutaal.’ Hij had gaarne wat verstandigers gezegd, maar hij wist op dat oogenblik niets beters, en vooral bij Martha, als hij het lieve deerntje in haar gelaat zag, verging het hem altijd gelijk mijnheer pastoor in de kerk, wanneer hij ‘amen’ had gezegd, dat wil zeggen, dan was het met zijn praten uit. Maar vandaag kwam hij met zijn onnoozelheid bij Martha goed van pas.
‘Jij?’ Martha keek den knecht aan, alsof zij hem nog nooit van haar leven gezien had.
‘Jij? Hou jij je maar koest, jij.’
‘Maar juffrouw Martha....’
‘Och, scheer je weg! Van een knecht, die met sociaal-democraten gemeene zaak maakt, wil ik niets weten.’
‘Maar ik heb met die sociaal-democraten in 't geheel niets uitstaan, juffrouw Martha!’
‘Zoo?’ Martha keek den jongen knecht al een beetje vriendelijker aan, ‘zoo? niet? Maar je wil tocht 't werk staken he?’
‘Dat moet wel, juffrouw Martha.’ Hansen trad tot dicht bij het jonge meisje en keek haar met zijn verliefdsten blik in de kinderlijke oogen, ‘dat moet wel, juffrouw Martha, de heeren meesters willen maar niet vooruit. Alles wordt toch in de wereld duurder; alle werklui verdienen meer geld, alle bazen rekenen hooger prijzen, maar alleen onze bazen blijven bij de oude sleur, ziet u, en daarbij wordt geen baas beter en kan geen knecht iets verdienen. Daarom moeten wij, knechts, de bazen dwingen, dat zij hooger prijzen voor het werk opschrijven, dan kunnen ook zij weer den knecht hooger loon geven. U heeft het gehoord, hoe uw vader er over denkt; hij wil niet, hij wil van geen hooger prijzen weten en geen hooger loonen betalen, - dus moeten wij wel het werk staken. Later zullen de heeren meesters en bazen wel in hun schik zijn, als zij hooger rekeningen kunnen schrijven; als ik baas was, zou ik mij geen oogenblik bezinnen....’
Onder het spreken had Hansen getracht het meisje te naderen, maar zij was behendig en niet in 't oog loopend hem ontweken, toch had zij oplettend toegeluisterd, tot de knecht was uitgepraat.
‘En als de bazen nu niet toegeven? Wat dan?’
Hansen schudde lachend het hoofd en keek Martha een beetje brutaal aan.