De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 16
(1899)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Kruisweg in de St.-Dionysius-kerk
| |
[pagina 11]
| |
roepen op de eerbiedwaardigste voorbeelden. De ‘Bruiloft van Cana’ b.v., door Paolo Veronese, verplaatst ons in een palazzo te Venetië, en alle figuren, Jesus en Maria uitgezonderd, zijn tijdgenooten des schilders; ja men ontdekt onder de gasten de trekken en het kostuum van Frans I, Karel V en Eleonora, Maria van Engeland en Soliman. Evenzoo Rubens in zijn heerlijke ‘Roeping van Sint Bavo’ in de Gentsche kathedraal, en zeer vele anderen. Maar bij Veronese treden de figuren van Jesus en Maria zóó op den voorgrond, dat men het anachronisme der bijfiguren, der kostuums, der bouwkunde vergeet, om slechts het Evangelisch tooneel te zien in die schitterende omlijsting. Zoo ook bij Rubens: men vergeet weldra de onhistorische omgeving, om slechts te meer te bewonderen in het midden van al die pracht het treffend weergeven van een edelmoedig offer. Het was ook niet in Palestina dat Fra Angelico zijn Jesus ging zoeken, en toch, wie vond Hem beter dan hij? Het onmiddellijk doel der kunst is dan ook niet de waarheid, in den stoffelijken zin, maar de schoonheid. Ja, eene te groote nauwgezetheid kan zelfs schaden, en zoo zijn er, die in dit opzicht het overigens zoo treffende werk van James Tissot eenigermate afkeuren.Ga naar voetnoot1) Men kan zelfs in die anachronismen eene symbolische beteekenis zoeken, die ons eene zeer diepzinnige waarheid herinnert. Zij leeren ons nl. ‘dat het werk der Verlossing niet voor Christus’ tijd en Palestina alléén, maar voor alle eeuwen, voor alle landen en volkeren bestendigd en vereeuwigd is. Dat de bron der genade, daaruit ontsprongen, nimmer opdroogt, maar altijd nieuwe stroomen van zegeningen opstuwt en uitstort over heel de wereld.’Ga naar voetnoot2) Beschouwen wij nu even aandachtig de twee gravures in dit Illustratie-nummer. Op de eerste plaats de zesde statie. Wat een levendigheid in de groepeering. Ziet die uitdrukking van stille smart op het wezen des Zaligmakers, en de bijna in blijmoedigheid overgaande gelatenheid, waarmede Simon van Cyrene het kruis mededraagt, terwijl in het gewoel nog even zichtbaar is een zijner twee zoontjes; doch terstond treft ons hier Veronica. In het algemeen munt Anthony uit door de ideale schoonheid van gelaat en figuur, die hij zijn vrouwentypen weet te geven. Op ieder zijner doeken kan men ze vinden; bescheidenheid verbiedt, hier meer dan het vermoeden uit te spreken, dat hij met vele andere schilders de neiging gemeen heeft tot portretteeren op zijn schilderijen. Wat een aandrang in die oogen, terwijl zij den doek aanbiedt, en wat waardigheid tevens in de houding. Haar kleed is van rijk brokaat, met figuren doorwerkt, en de nauwsluitende mouwen van dit kleed komen te voorschijn uit zeer wijde, loshangende overmouwen van teer grijs-blauw met gouden bloemen. Over de schouders is een mantel geslagen van rood zijde-fluweel met wonderbaar natuurlijke schakeering van schijn, en daarover golft in heerlijke plooien het gaas van den sluier af, die het witte, met goud omzoomde mutsje omhult en een prachtig effect maakt op het donkerrood fluweel. Het geheel boeit dan ook door het schoone koloriet. Bij de andere gravure, de zevende statie, merke men op het nog altijd sierlijke der houding van Jesus bij Zijn tweeden val; de afgematheid in het betraande oog en in den blik, die regelrecht den toeschouwer ontmoet en doordringt in het hart. De Schriftgeleerden en Pharizeeen zijn als magistraten en kooplieden gekleed in zwaar brokaat en pelsmantel; men ziet in hunne trekken wel spot en haat uitgedrukt, maar niet met die theatrale overdrijving, die men zoo dikwijls ontmoet. Alles blijft waardig. Jammer, dat de gravure, uit den aard der zaak, en hoe verdienstelijk ze overigens zij, de betoovering niet weergeven kan van het koloriet, dat met zijn doorschijnendheid gloed en leven spreidt over al deze staties. En hoe meer het treurspel zich ontwikkelt, hoe verder wij den Godmensch volgen op Zijn lijdensweg, des te stouter openbaart zich de kunst des meesters. Wellicht bewondert men bij anderen meer forschheid, meer realiteit, zooals b.v. bij den wereldberoemden kruisweg door Joseph Ritter von Fürich ‘al fresco’ geschilderd te Weenen, en waarvan de heer Grips een merkwaardige kopie leverde in de St.-Petruskerk te Vucht, - maar moeilijk zal men ideale schoonheid der figuren zóó vereenigd vinden met innig vrome en waardige behandeling van het H. Lijden Onzes Heeren als op den kruisweg van Anthony. Wil men nog andere werken van Anthony zien, dan trede men Antwerpens kathedraal binnen en bewondere het triptychon van het Sinte-Barbara-altaar en de luiken van het St.-Vincentius-altaar. Ook het hoofdaltaar van het St.-Joannes-Berchmans-college is gedeeltelijk zijn werk, evenals de muurschilderingen der basiliek van het H. Hart. In de St.-Gummarus-kerk te Lier zijn de luiken en predella van het hoogaltaar van zijne hand, terwijl de kathedraal van 's-Hertogenbosch, die reeds een Sinte-Anna-altaar van hem bezit, in afwachting is der voltooiing van een nieuwen kruisweg. Deze kruisweg, die, om de beperkte plaatsruimte (den omgang om het hoogkoor), van kleiner afmeting zal zijn en geheel verschillend van compositie, wordt nochtans uitgevoerd in denzelfden stijl als de Tilburgsche. Nog beter, wellicht, zal het werk dáár tot zijn recht komen, omdat de stijl der Sint Jan in treffende harmonie zal wezen met dien van de staties. Eindelijk kan men in het atelier des schilders te Antwerpen nog eene ‘Geestelijke verloving der H. Katharina’ bewonderen, die wellicht aanspoort tot een vergelijking met Hans Memlinck, die in het St.-Joannes-hospitaal te Brugge hetzelfde onderwerp behandeld heeft. En hiermede is onze aangename taak ten einde. Gelukkig zouden wij ons achten, wanneer wij er iets toe mochten bijdragen, om den roem van een echt christelijk kunstenaar in Noord-Nederland te verbreiden.
St.-Michiels-Gestel. Jos. Wolters, Pr. |
|