Op het dak van den dom te Milaan. -
Er is misschien in heel Europa geen romantischer gebouw, geen dat meer aan een tooversprookje doet denken dan de ontzaglijke gothische domkerk van Milaan, geheel uit wit marmer opgetrokken, dat in zijn verblindende blankheid en als kant zoo fijn uitgewerkte versieringen tooverachtig afsteekt tegen den diepblauwen Italiaanschen hemel.
Men heeft den dom van Milaan om zijn overweldigende marmermassa vergeleken bij een uitgehouwen, gepolijsten en tot beeldwerk uitgesneden marmerberg, monte lavorato di marmo. Zijn kwistige en toch niet overdadige versiering met acht en negentig torentjes en 4500 standbeelden, alle weer onder baldakijnen met pinakels en spitsen is echter weer in strijd met het denkbeeld van een berg, of het moest een ijsberg wezen in duizenden spitse ijskegels uitloopend. Busken Huet vergelijkt den wonderbouw met een reusachtig opgezet schaakspel.
Zeer fraai en teekenachtig is de beschrijving, die hij er van geeft in zijn Van Napels naar Amsterdam: ‘Het oogenblik dat men van den Milaneschen Dom het rustigst geniet, is in den vooravond, wanneer het stille licht der ondergaande zon de ontelbare spitsen in een zachten rozengloed hult; of een weinig later nog, wanneer aan den helderen hemel de volle maan komt stijgen, en zij over de geheele sneeuw-blanke massa haar nevelachtigen en onbestemden zilverglans uitstort. Men denke zich de opeengedrongen stukken van een schaakspel, kunstig uit wit ivoor gesneden, zooals Haroen al Raschid er aan Karel den Groote een ten geschenke zond. Men verbeelde zich daarbij, gewapend te zijn met een mikroskoop van vele honderde malen vergrootende kracht. Ik weet wel dat schaakspelen niet onder mikroskopen gebracht kunnen worden; doch gesteld dat het mogelijk ware! De reusachtige Dom van Milaan is tegelijk zoo fijn bewerkt, dat het witte marmer schijnt opgehouden te hebben, eene opeenstapeling van blokken steen te zijn. Men waant het in gesneden ivoor veranderd. Het gelijken de olifanten van Haroen al Raschid, met torens en spitsen op den rug. Ter hoogte waar het dak aanvangt, staan de pionnen; daarboven de raadsheeren, in de gedaante van bisschoppelijke en keizerlijke standbeelden; nog hooger ziet men in den vorm van weder andere torenspitsen, de pluimen op de hoofden der paarden zich verheffen. In het midden gekroond door het gulden beeld der heilige Maagd, rijst en prijkt, de geheele omgeving beheerschend, de Koningin van het spel.’
Busken Huet heeft niet het voorrecht gehad, dat de bezoeker van Milaan thans lederen avond genieten kan, namelijk den Dom te zien in den blauwachtigen gloed van het electrisch licht, waardoor het ivoor van zijn schaakspel zilverglanzend parelmoer wordt.
De meest romantische bijzonderheid van het onbeschrijfelijke gebouw is intusschen wel dat ook het dak geheel uit marmerplaten bestaat en zich boven den ontzaglijken tempel hoog in de lucht uitstrekt als een ware tooverstad met pleinen, straten, terrassen, trappen, die een doolhof vormen met telkens verrassende gezichtspunten, waarin men uren en uren tusschen de spitsen en beelden kan ronddwalen.
Men bezoekt dan ook dat dak als een wandelplaats, waar men tegen den ayond van een warmen dag een luchtje gaat scheppen. Het wemelt er van toeristen en vreemdelingen, die met hun Baedeker in de hand de beelden van Canova gaan uitzoeken, die de reisgids opsomt. En op Zon- en feestdagen kan men er groepjes burgerluitjes uit de stad of uit den omtrek ontmoeten, die zich heel gemoedelijk op een der marmeren uitsteeksels of op de gladde marmerplaten neerzetten, de meegebrachte proviand uitpakken en eten en drinken alsof ze thuis waren.
Zulk een groepje heeft de Italiaansche kunstenaar wiens schilderij wij in dit nummer weergeven, ons laten zien. Op den achtergrond zien wij een rijtje pinakels en spitsen zich afteekenen tegen de zonnige lucht, waarin een blanke duif komt aangezweefd naar het groepje van haar kameraadjes, die heel familiaar de kruimels wegpikken, door het etende paartje hun toegeworpen.