Ook een slachtoffer.
‘Moeder, mijn boterham is haast niet gesmeerd, waarom koopt u niet meer boter?’
‘Och, kind ik heb al zooveel boter gekocht, maar wij hebben die noodig voor de partij, die we deze week geven. Hoeveel pond boter denk u wel dat er opgaan, als er zestig personen zijn genoodigd?’
‘Moeder, houdt u zooveel van die menschen, dat u hun zooveel boter geeft?’
‘Wat een domme vraag! Ga naar de kinderkamer; wat weet u van maatschappelijke verplichtingen!’....
‘Mevrouw, de suiker is op.’
‘Alweer? - Dan moet u in de keuken maar koffie zonder suiker drinken; ik kan van de week onmogelijk nog meer suiker bestellen, en de vijf pond, die u gisteren gehaald hebt, hebben we hard noodig voor de compôtes en gerechten, als we onze partij geven.’
‘Het wordt hoe langer hoe gekker,’ zei Rosa tegen het kamermeisje, ‘nu moeten wij ook al mee helpen sparen. Waarom geeft mevrouw partijen, als ze geen geld genoeg heeft?’ ‘Ja waarom?’ antwoordde Marie. ‘Mijnheer en mevrouw worden op partijen genoodigd en moeten dan op hun beurt terugvragen, daarvoor zijn ze deftige menschen. Wat maakt het ons, of wij, in plaats van een pond boter maar een half in de week krijgen en bittere koffie moeten drinken? Ik heb veel meer meelijden met mijnheer, de huishoudster en de kinderen. Toni lijdt aan bloedarmoede, zij moest veel melk en eieren hebben, en hoe ziet er de huishoudster uit! Mijnheer is ook gewoon, eieren en ham bij zijn ontbijt te hebben, maar al dagen lang komen er geen eieren en ham op tafel, - alles om maar een partij te kunnen geven.’
‘Hoeveel zal het nieuwe opschik van mevrouw wel kosten en de bloemen voor de tafel?’ hernam Rosa.
‘Die zullen voorloopig wel niet betaald worden, want vóór het kwartaal om is geeft mijnheer geen geld meer,’ zei Marie.
Er wordt gebeld, en het kamermeisje doet open.
‘Mevrouw, daar is de modiste met de rekening van de laatste hoedjes.’
‘Zeg maar, dat ik niet te spreken ben.’
De modiste wordt niet voor het eerst met deze of een dergelijke boodschap weggestuurd, en zuchtend gaat ze heen. ‘De dame moet wel vlug bediend worden,’ zegt ze bij zich zelf, ‘maar om betalen denkt ze niet. De eerste staat voor de deur; waar moet ik van betalen, als de reiziger komt? Voor partijtjes is er geld, maar niet voor de modiste.’....
‘Marie, in welke kamer moet ik vandaag onderwijs geven?’ vroeg den volgenden morgen de huishoudster. ‘Och, juffrouw, de kinderkamer hebben we voor garderobe noodig, ze komt op de gang uit en is daar goed voor geschikt. Als u in de spreekkamer wil gaan zitten, zal ik daar alles heenbrengen.’
‘De spreekkamer,’ zei mevrouw, die de laatste woorden gehoord had, ‘heeft mijn zuster, die ik op onze partij genoodigd heb, voor kleedkamer noodig. Geef de kinderen vandaag en morgen maar vrij; ze zullen het verzuimde wel inhalen.’
De huishoudster wordt bleek. Gisteren nog heeft mevrouw haar verweten, dat de kinderen geen vorderingen maken, en gevraagd of aan de lesuren wel streng de hand werd gehouden? - Haar leerlingen zijn natuurlijk met hart en ziel voor vacantie en daarom voorstanders van partijtjes en feestjes....
De knecht komt met de ladder, om voor de vensterdecoraties in den salon te zorgen; de behanger is te duur en laat altijd zoo lang op zich wachten, daar de rekeningen sedert jaren niet vereffend zijn.
‘Die smijdige zij is keurig, niet waar, beste man?’ vroeg mevrouw vleiend.
‘Onzin! Daar leent niemand u een frank op,’ is het barsche antwoord. ‘Is het niet dwaas, voor vreemde menschen het huis ten onderste boven te zetten, een massa onnoodige uitgaven te doen en voor en na hongerkuren te houden? Ge kent onze moeilijke omstandigheden; waar moet dat op uitloopen? Onze kinderen worden zoetjesaan groot en moeten iets worden...’
‘Dat is mijn minste zorg,’ antwoordde de lichtzinnige vrouw. ‘De jongens stuur u naar de burgerschool en Toni zal wel een man vinden - als wij onzen stand weten op te houden.’
De man zucht, maar durft hier niets tegen in brengen.
‘Die plooi moet meer in het midden vallen, Willem, zoo is het te stijf.’ De arme man droogt zich het zweet van het gezicht bij dit ongewone werk. ‘Liever den heelen dag sjouwen dan een zaal decoreeren,’ zegt hij bij zich zelf, voor de tiende maal de plooi verschikkend....
De drukke avond is voorbij. In de kamer heerscht de schilderachtigste wanorde, in de overige kamers de diepste rust; men slaapt een gat in den dag. De huishoudster heeft bevel gekregen, drie uur met de kinderen te gaan wandelen, opdat deze de rust niet zouden verstoren. 's Middags zitten mijnheer en mevrouw slecht gezind aan tafel. Men eet het overschot van den vorigen avond op en bespreekt de gasten. De kinderen luisteren aandachtig en peuzelen daarbij met grooten eetlust, om zich schadeloos te stellen voor de geleden ontberingen. Moeder lijdt 's avonds aan hoofdpijn; verscheidene winkeliers en de modiste komen tevergeefs met de rekening: mijnheer is voor rekeningen nooit thuis en mevrouw ligt te bed....
‘Ik zou ze vandaag bij X. wel eens willen zien.’ zei een dame, die op de partij geweest was, tegen haar man.
‘De wijn was slecht en de visch niet al te versch, maar alle waar naar zijn geld.’
‘Ik durf wedden, dat niets van al wat er gisteren is opgegeten betaald is.’
‘Hoe leggen wij het aan, om een volgenden keer weg te blijven?’
‘Wel, we vragen ze niet meer. Heb u gezien, hoe hartstochtelijk X speelde?’
‘Hij staat bij mij ook nog voor een speelschuld in het krijt. Hij heeft meer schulden dan haren op zijn hoofd, en hij sterft vóór zijn tijd als slachtoffer van een valsch begrip van stand.’