Bij de Platen.
Alles verspeeld. -
Ontzettend zijn de uitersten, waartoe de hartstocht van het spel den mensch voeren kan. Nadat hij alles wat hij bezit op het spel gezet en verloren heeft, drijft de vertwijfeling den rampzaligen speler vaak, ten slotte ziel en zaligheid roekeloos te vergooien. Hoe dikwijls lezen of hooren we niet van menschen, die al wat zij aan waarde bezaten bijeenpakten, naar Monte Carlo of een ander dergelijk speelhol togen en daar zoo lang aan de groene tafel zaten tot zij hun laatsten cent hadden verspeeld - dikwijls binnen enkele uren. Dan strompelden zij, door dat moderne roofstelsel uitgeplunderd, de schoone speelzaal uit en.... joegen zich een kogel door het hoofd.
Op onze plaat, die in iederen trek van compositie, gelaatsuitdrukking, costuum enz. het werk van een meesterhand verraadt, speelt het tooneel in den ouden tijd, in de pruikenperiode van de vorige eeuw.
De jonge, zwierig gekleede man, die door de twee oude schurken is uitgeschud, herinnert levendig aan de figuur van Karl Moor uit Schillers bekend tooneelstuk. Alle drie dragen de aristocratische kleedij van het pronklievende tijdvak en ook het vertrek met zijn weelderige meubileering bewijst dat zij tot de deftige kringen behooren. Misschien is het een bijzonder huis, misschien ook een afgehuurde kamer in een groot hotel.
De twee ouden zijn in elk geval spelers van beroep, complotteerende duivels in menschengedaante, wier houding en gezicht de vertrouwdheid met de meest doortrapte kunstgrepen en schurkenstreken verraden.
Alles is er op berekend geweest om hun slachtoffer, als een vlieg in een spinneweb, te omstrikken. Zware wijnen en fijne, sterke likeuren waren bij de hand om de hersens van den jonkman te benevelen. Nu is het werk gedaan, nu is de arme kerel een weerlooze prooi van de twee duivels: hij heeft alles verspeeld, zijn geld, zijn horloge, ringen, al wat hij aan waarde bij zich had. Toen hij niets meer had om op het spel te zetten, verschafte men hem tegen een behoorlijk geteekende schuldbekentenis opnieuw geld, en ook dat heeft hij waarschijnlijk alweer verspeeld.
Den gapenden afgrond van het niets ziet hij voor zich en vertwijfeling grijpt hem aan. Op de kunstmatige opwinding van straks is een akelige ontspanning gevolgd. De ledematen hangen hem slap bij het lijf, met troosteloozen blik staart hij op den grond; een schrikkelijke ontnuchtering is over hem gekomen. Hij ziet dat hem niets meer overblijft dan ellende, schande en.... misschien de dood door eigen hand.
Met gehuichelde vriendschap zijn de twee schurken nog bezig hem de zaak als onbeduidend voor te stellen; met losse scherts pogen zij den rampzalige nog te begoochelen; zij schenken hem nog eens in en sporen hem tot drinken aan. Maar het schijnt niet dat het hun meer gelukken zal; het noodlot zal zijn loop volgen en schrikkelijk zal het einde zijn.
Mocht dit aangrijpend tooneel onder de oogen komen van allen, die aan den hartstocht van het spel zijn verslaafd, en de aanblik van dat schouwspel hen tot waarschuwing strekken.