Zwolle vermaard om de vele wonderen, welke daar geschiedden. Zoo bestaat er nog een stuk van bisschop Jan van Diest uit het jaar 1328, waarin deze van die wonderen getuigt. Ook in latere tijden werd de godsvrucht der geloovigen er herhaaldelijk door zichtbare mirakelen verlevendigd, zooals wordt meegedeeld door den geschiedschrijver Arnoldus Moonen, die in de 17e eeuw predikant te Deventer was en het verhaal der wonderen overnam uit een thans verloren geraakt werk van Lindeborn.
In de middeleeuwen werd het jaarlijksche feest, bekend onder den naam van Hasselter Aflaat, met grooten luister gevierd.
Het stedelijk bestuur droeg zorg dat te voren straten en pleinen zorgvuldig gereinigd werden. Op het plein, dat de St.-Steffenskerk en het stadhuis omringt, het kerkhof der H. Stede, werden altaren opgeslagen, waarop bij de processie het H. Sacrament rusten moest en van waar de zegen gegeven werd. Overal in de stad werden versieringen aangebracht, de gevels der huizen werden in feestdos gestoken en hier en daar verrezen eerebogen.
Reeds op den avond voor het feest wemelde de stad van vreemdelingen; dan verschenen de leden van ‘Ridderschap en Steden,’ de stadhouder van Overijsel, die het beschermheerschap over de vermaarde kapel uitoefende, de drost van Vollenhoven, de drost van Arkelsteyn en de heeren van Hackfoirt, de abt van Dickeningen, de proost van het Zwartewater-convent, de prior van den Agnietenberg enz. Ook uit Gelderland stroomden heele scharen naar Hasselt, en de Overijselaars, die jaarlijks hun Geldersche naburen ter H. Stede zagen verschijnen, namen op hun beurt jaarlijks den pelgrimsstaf ter hand om het heiligdom van St. Cunera te Rhenen te bezoeken.
Met kanongebulder en klokgebeier werden de feestelijkheden geopend. Reeds in den vroegen morgen naderden de geloovigen in menigte tot de H. Tafel en na de plechtige hoogmis werd de ‘triumfante omgang’ of plechtige processie gehouden.
In den namiddag volgden dan allerlei openbare volksvermakelijkheden, en degenen, die tot de versiering hadden meegewerkt of den stoet hadden opgeluisterd, werden onthaald of ontvingen geschenken ter gedachtenis.
Aan dat alles werd plotseling een einde gemaakt, toen in 1582 de stad door de Staatschen veroverd werd, de pastoor der St.-Steffenskerk gevangen genomen en de kerk aan de ‘hervormden’ in gebruik gegeven werd. Evenals de hoofdkerk werd ook de kapel der H. Stede baldadig van al haar sieraden beroofd: de beelden werden zelfs tot spot op de vestingwerken geplaatst.
Van nu af begon voor de katholieken van Hasselt een droevige tijd. De H. Stede werd tot den grond toe afgebroken. Om de geloovigen ten diepste te grieven werd juist op H.-Sacramentsdag met het afbreken der kapel begonnen. Maar de straf voor de gruwzame heiligschennis bleef niet uit; want ruim een halve eeuw daarna werd de stad Hasselt, die te voren onder de aanzienlijkste van Overijsel geteld werd, door het krijgsvolk van Zwolle en Kampen platgeschoten en juist op den dag van Hasselter aflaat zag zij haar poorten door den vijand verbroken.
De bedevaarten naar de H. Stede werden op strenge boeten en straffen verboden, wat niet belette dat toch de geloovigen in de stilte van den nacht de onvergetelijke plek kwamen opzoeken. Zoo lezen wij dat in 1601 een vrome weduwe veroordeeld werd, omdat zij ‘opten xiij Octobris op de hillige Stede kerckhoff tegen het verbod van den Magistraet bedevaert gedaen heeft.’
Herhaaldelijk werden de keuren en plakkaten tegen het bezoek der H. Stede verscherpt. Alle pogingen werden in het werk gesteld om de eerbiedwaardige plek in kwaden reuk te brengen; een tijd lang stond er de galg; later maakte men er de mestvaalt van; als met duivelachtig opzet werd het genadeoord ontheiligd. Maar niets mocht baten: de geloovigen bleven de H. Stede in eere houden, en vooral was dit het geval sedert in 1811 de katholieke gemeente te Hasselt, die sinds de dagen der omwenteling was opgeheven, weer werd opgericht.
In 1873 herstelde Mgr. Schaepman het aloude feest van den Hasselter Aflaat door toe te staan, dat jaarlijks des Zondags na H.-Sacramentsdag het Allerheiligste den ganschen dag ter aanbidding zou worden uitgesteld.
In 1891 eindelijk gelukte het de parochie, weer in het bezit te komen van de H. Stede, de plek door zooveel wonderen geheiligd en waar door het vrome voorgeslacht zooveel gebeden gestort zijn.
Den 4en Juni 1893 bracht pastoor Van Groeningen, ter gelegenheid van Hasselter Aflaat, voor de eerste maal sedert de Reformatie het Allerheiligste Sacrament weer naar de H. Stede, waar het in plechtige processie werd omgedragen, en twee jaren later, den 16n Juni '95 was het hem gegeven, voor de eerste maal weder het H. Misoffer op te dragen ongeveer op dezelfde plek, waar vóór drie eeuwen het altaar heiligschennend was verwoest. Daar is thans een kleine eenvoudige kapel gesticht, die men weldra door een waardigen tempel hoopt te kunnen vervangen, en die op Zondag na H.-Sacramentsdag het middelpunt is van een treffende feestviering.
Het geheele terrein is namelijk in een fraaien tuin herschapen, die behoorlijk omheind en van den openbaren weg afgesloten, aan duizenden de gelegenheid geeft, hun geloof en godsvrucht jegens het H. Sacrament te komen opwekken en versterken.
Daar komen dan, gelijk in vroeger eeuwen, de geloovigen van verre in 't rond samengestroomd om er den verborgen God in het H. Sacrament te vereeren; dan wordt een processie gehouden zoo luisterrijk als de omstandigheden het veroorloven. Met elk jaarfeest groeit de toevloed der geloovigen aan en talrijk zijn ook door het jaar de processies, die naar de H. Stede in bedevaart optrekken.
Ten einde het godvruchtig bezoek van het genadeoord aan te moedigen heeft onze H. Vader, bij breve van 10 December ll. aan alle geloovigen, die derwaarts ter bedevaart opgaan, op de gewone voorwaarden een vollen aflaat verleend op de feesten van Paschen, Kerstmis en H.-Sacramentsdag en een aflaat van honderd dagen op de overige dagen van het jaar.
Ook heeft zich reeds een vereeniging gevormd met het doel: eereboete te brengen aan het H. Sacrament van Mirakel door het stichten van een fonds tot wederopbouw en herstel van de kapel der H. Stede.
Zoo wordt dus het aloude heiligdom van het H. Sacrament voor onzen tijd weer wat het eeuwen lang voor onze vaderen geweest is: Afflictorum et miserorum asylon, het toevluchtsoord voor bedroefden en bedrukten van harte.
J.R. van der Lans.