Allerlei.
Keizer Frans Jozefs tocht naar het H. Land, voor dertig jaar. -
Naar aanleiding van den pelgrimstocht van keizer Wilhelm naar het H. Land, zal het den lezer wellicht aangenaam zijn, eenige bijzonderheden te vernemen omtrent den tocht, dien keizer Frans Jozef voor dertig jaar naar Palestina ondernam.
Vóór de ontscheping te Jaffa was de keizer en zijn gevolg niet weinig ongerust; maar reeds den volgenden morgen om acht uur had men de zekerheid, dat de landing zonder moeilijkheden zou geschieden. Vóór alles trokken de Bedoeïenen-sjeiks en de Droezenhoofden, die de pasja van Jaffa den keizer als eeregeleide had aangeboden, de opmerkzaamheid De donkerbruine, baardige gestalten met de fonkelende oogen en schitterende tanden, in breede, gestreepte boernoe's gehuld, het hoofd met de bonte, in vurig roode of gele kleuren schitterende muts bedekt, de naakte beenen in roode laarzen stekend, op hun kleine, goedgevormde paarden, waren de wildschoone stof van dit eigenaardig beeld, waarop ieder Europeaan zijn blikken gevestigd hield. Als wapen droegen zij meest lange, in scherpe punten uitloopende lansen, van boven met drie zwarte vederbosjes versierd, ook lange geweren, pistolen en de kromsabel der Oosterlingen.
De meesten hunner waren voorname hoofden, die vaak over meer dan 300 ruiters van hun stam het bevel voerden.
Zij waren ongeveer 150 in getal om den Memza Padisjah (Duitschen sultan) te begroeten en hem naar de H. Stad te begeleiden. De keizer verscheen in gezelschap van vorst Hohenlohe, den generaalmajoor, graaf Bellegarde en eenige Turksche hoogwaardigheidsbekleeders. De Bedoeïenen sloegen vervaarlijk met hun lange lansen door de lucht, vuurden hun geweren af, reden onder oorverdoovend geschreeuw woest door elkander, en hielden voor de oogen van den keizer een spiegelgevecht.
Eindelijk werd de karavaan in orde opgesteld. Vooruit reden de kawassen van het Oostenrijksch consulaat te Jerusalem, in Oostersche, rijk met goud gestikte kleederdracht, lange stokken met gouden knoppen in de hand. Daarna volgden de keizer en het gevolg, vervolgens de cavallerieafdeeling, de muildieren, de drie wagens en de twee draagbaren en eindelijk de kameelruiters. Er waren ten minste duizend ruiters, en eenige uren later, toen de karavaan zich meer en meer oploste, was zij meer dan een uur gaans lang.
Juist even buiten Jaffa kwam de kroonprins van Pruisen den keizer tegemoet, die met zijn karavaan van Jerusalem terugkeerde en met den keizer van Oostenrijk eenige vriendelijke woorden wisselde. Nabij Jerusalem werd halt gemaakt, om den intocht in de H. Stad ook uitwendig feestelijk te vieren. De keizer bekleedde zich met de maarschalks-uniform en den sjerp der St.-Stephanusorde, terwijl alle hoogwaardigheidsbekleeders van het gevolg zich in gala-uniform staken. Slechts een smalle bergrug scheidde de karavaan van het doel der reis. Op deze hoogte verscheen weldra de eerste deputatie, de Hongaarsche joden van Jerusalem, met een ontzaglijke vaan, waarop met gouden letters in het Hongaarsch geschreven stond:
trouwe vrienden van de Illustratie.
‘Lang leve de keizer en apostolisch koning van Hongarije, Frans Josef! Lang leve de natie! De Hongaarsche, Moravische en Boheemsche Joodsche gemeente.’
Nu volgde snel de eene ontvangst de andere op. Duizenden menschen waren aan beide zijden der straten opgesteld en vulden de lucht met donderende toejuichingen en uitroepen. Bij den eersten eereboog wachtte een deel der geestelijkheid den keizer op; hier had men het eerste gezicht op Sion.
Keizer Frans Josef steeg hier van zijn paard, knielde neer en kuste eerbiedig den grond, dien de Goddelijke Heiland gedurende Zijn leven zoo vaak betreden heeft. Iedereen woonde de eenvoudige en toch zoo treffende handeling met diepe ontroering bij.
Door een tweeden triomfboog naderde de karavaan de poort van Jaffa. Hier steeg iedereen van zijn paard, om te voet den intocht in de stad te houden. Een sterke Turksche macht hield de poort bezet en moest de steeds aangroeiende menigte in bedwang houden. Hier ontving de keizer de katholieke geestelijkheid. Een geestelijke hield een lange toespraak in het Italiaansch, en de keizer werd daarna in feestelijke processie naar de kerk van het H. Graf geleid.