het naburige Zoeterwoude met een prachtige gothieke monstrans verrijkten.
Het was den heer Janssen vergund, die voorwerpen met nog enkele andere voortbrengselen uit zijn omvangrijke werkplaatsen aan de koningin-regentes en tegelijk aan de jeugdige koningin te vertoonen, waarbij hij de voldoening had de beide vorstinnen haar hooge ingenomenheid met die kunststukken te hooren uitspreken. Vooral in den mond van koningin Emma moet den kunstenaar die lofspraak bijzonder aanmoedigend geklonken hebben, wijl H.M. over het vertoonde naald- en borduurwerk met buitengemeene kennis en juist oordeel sprak, zóó zelfs dat de heer Janssen, die wegens den aard van dit vak herhaaldelijk met dames daarover spreekt, verklaart nimmer een vrouw ontmoet te hebben, die van zoo grondige kunde en fijnen smaak blijk gaf.
Het is ons een genoegen, onzen lezers de afbeeldingen te kunnen voorleggen van het voornaamste, wat door den heer Janssen ten paleize vertoond werd.
Vooreerst dan vestigen wij hun aandacht op een rood fluweelen kasuifel met echt gouden borduurwerk en geborduurde beeldgroepen, voorstellende vooreerst den H. Franciscus, tusschen den H. Lodewijk en de H. Elisabeth, omgeven van schilddragende engelen met het ordewapen van den H. Franciscus en de wapens der beide heilige vorsten, die tot zijn orde behoorden. Daaronder ziet men de ontmoeting van den H. Franciscus met den H. Dominicus en heel onderaan de prediking van den H. Franciscus voor de vogelen.
Al die geborduurde voorstellingen munten uit door zuiverheid van lijnen, zachte kleurschakeering, innig godsdienstige uitdrukking en streng kerkelijken stijl. Het werk is daarbij zoo fraai en onberispelijk, dat men op het eerste gezicht meent de luchten en landschappen, die toch met vloszijde uit de hand zijn gewerkt, met het penseel op het doek te zien gebracht.
Een wat breeder voorstelling dan de smalle ruimte van een kasuifelkruis gedoogt, zien wij op de schulp van een koorkap. Ze vertoont den H. Antonius met het Kind Jesus op de armen, van zwevende engelen omgeven, naar de bekende schilderij van Murillo.
De twee voorpanden van deze koorkap zijn weer in den geest van het kasuifel bewerkt, dat wil zeggen dat de figuren of groepen in smalle vakken boven elkander geplaatst zijn. Wij onderscheiden Maria en Jozef, den H. Wilhelmus en den H. Adrianus.
De hierbij passende dalmatieken, het humerale en de lofstola waren in denzelfden geest geborduurd met voorstellingen uit de orde van den H. Franciscus. Deze paramenten vooral mochten de hoogste belangstelling opwekken van Hare Majesteiten, die zich tot in kleine bijzonderheden omtrent de technische moeilijkheden en de zinnebeeldige beteekenis der voorstellingen en tusschenversieringen lieten inlichten.
Maar ook aan het drijf- en ciseleerwerk schonken zij haar hooge aandacht, zoo bij voorbeeld de band voor een missaal, waarvan het voor- en achterblad elk uit één enkele zilveren plaat uit de vrije hand waren gedreven. Het voorblad geeft, zooals men uit de afbeelding kan zien, Christus aan het kruis te midden van Maria, Johannes en Magdalena te aanschouwen; het achterblad vertoont het offer van Melchisedech.
Ten slotte wijzen wij nog op de hoogst artistiek uitgevoerde gothieke monstrans (van voren en van ter zijde gezien) en de ciborie in denzelfden stijl, die een even gunstig getuigenis afleggen van de hooge volkomenheid, waartoe in de werkplaatsen der firma Janssen & Co. de beoefening der kerkelijke kunst is opgevoerd.
Na in 1893 op de wereldtentoonstelling te Chicago met de eerste onderscheiding bekroond te zijn, behaalde deze firma herhaaldelijk lauweren.
Wij twijfelen niet of haar inzending zilverwerken voor de wereltentoonstelling te Parijs van 1900, waarmee men nu al druk bezig is, zal ook daar in dien grooten wedstrijd de eer onzer Nederlandsche kunst handhaven.