De H. Genoveva, patrones van Parijs.
Ofschoon de ongeloovige regeering op het voorbeeld der revolutie uit de vorige eeuw de kerk der H. Genoveva te Parijs weer aan den katholieken eeredienst onttrokken en tot een Pantheon, een tempel der godheden van het moderne Frankrijk heeft verklaard, eert toch de geloovige bevolking der Seinestad nog altijd de vrome maagd van Nanterre als de eeuwenoude machtige schutsvrouw van Parijs.
Omstreeks het jaar 422 werd de H. Genoveva in het genoemde plaatsje, op twee mijlen afstands van het toenmalige Parijs, geboren. Zij was zeven jaar oud, toen de H. Germanus, bisschop van Auxerre, en de H. Lupus, bisschop van Troyes, op hun reis naar Groot-Brittannië, waar zij de ketterij van Pelagius gingen bestrijden, Nanterre bezochten.
Nauwelijks waren de beide bisschoppen daar aangekomen of zij zagen zich omringd van een groote menigte volks, die om hun zegen vroeg; maar onder die menigte onderscheidde de H. Germanus door een goddelijke ingeving onmiddellijk de jeugdige Genoveva. Hij liet haar bij zich komen met haar ouders, wien hij haar toekomstig heilig leven voorspelde; hij voegde er bij, dat zij haar voornemen om zich geheel aan God te wijden trouw zou blijven en door haar voorbeeld veel zou bijdragen tot heiliging van haar medemenschen.
Daarop zegende hij het engelachtige kind en leidde het in gezelschap van al het verzamelde volk naar de kerk. Hier legde hij haar onder psalmgezang en gebed de handen op, en alvorens hij den volgenden dag vertrok, schonk hij haar een koperen penning, waarop het teeken des kruises was gegrift en dien zij voortdurend om den hals moest dragen als een herinnering, dat zij aan God was toegewijd.
Van dat oogenblik leefde de jeugdige Genoveva afgezonderd van de wereld en legde zich enkel toe op godvruchtige oefeningen. Eens dat haar moeder haar wilde beletten naar de kerk te gaan en haar zelfs op haar aandringen een kaakslag gaf, zag de onverstandige vrouw zich daarvoor door plotselinge blindheid gestraft. Na meer dan twintig maanden van het gezicht beroofd te zijn geweest, genas zij eerst door de oogen te wasschen met water, door Genoveva geput en waarover deze het kruisteeken gemaakt had.
Toen Genoveva vijftien jaren oud was, ontving zij met nog twee andere maagden den sluier uit de hand van den bisschop. Na haar vader en moeder verloren te hebben, vestigde zij zich te Parijs bij een bloedverwante en zette daar haar heilig en verstorven leven voort. Zij at slechts tweemaal in de week, Zondags en Donderdags, en dan bestond haar voedsel enkel nog uit wat gerstebrood en boonen. Zij ontzeide zich ook het gebruik van wijn en dronk niet anders dan water.
Aldus leefde zij tot op vijftigjarigen ouderdom, toen eenige bisschoppen haar wegens haar lichaamszwakte geboden, ook gebruik te maken van melk en visch.
Ondanks haar heilig leven, geheel gewijd aan den dienst des Heeren en werken van naastenliefde, spanden toch de kwaadwilligen tegen haar samen en poogden haar als een bedriegster en huichelaarster in verdenking te brengen. Zoo stond de vrome vrouw aan bittere vervolging bloot tot de H. Germanus, voor de tweede maal naar Groot-Brittannië reizende, te Parijs kwam, haar verdediging op zich nam en haar lasteraars tot zwijgen bracht. Slechts voor korten tijd bedaarde de storm.
Hij brak weer met vernieuwde hevigheid los, toen Attila, koning der Hunnen, met een machtig leger Frankrijk binnentrok en Parijs bedreigde. De bewoners wilden in hun radeloosheid vluchten, maar Genoveva, vervuld van dat vertrouwen op God, hetwelk eenmaal Judith en Esther tot heldinnen maakte, verloor den moed niet te midden der algemeene verslagenheid.
Zij durfde den Parijzenaars zelfs beloven dat zij de bescherming des Hemels zouden ondervinden, als zij maar door vasten, waken en bidden Gods genade inriepen. Eenige vrouwen, door haar woorden getroffen, vereenigden zich met haar in de kerk tot gebed en oefeningen van boetvaardigheid. Maar de anderen scholden haar voor valsche profetes en legden het zelfs op haar leven aan. Wie weet wat er nog gebeurd zou zijn, als niet juist op dat oogenblik de aartsdiaken van Auxerre gekomen was, om haar namens den H. Germanus gewijde geschenken te brengen ten bewijze van de hooge vereering, die de prelaat voor haar koesterde.
Dit deed Genoveva's vijanden beschaamd terugdeinzen, en toen zij haar woorden bewaarheid zagen, daar Attila inderdaad Parijs spaarde, veranderde hun haat in hoogachting en eerbied.
Nog bij andere gelegenheden bewees Genoveva de stad Parijs gewichtige diensten. Toen de stad door Childerik, koning der Franken, belegerd werd, stelde zij zich aan de spits dergenen, die uitgezonden waren om leeftocht te halen en bracht ze, ondanks tallooze geva-