Bij de Platen.
Een uitvinder. -
Zonderlinge menschen, die uitvinders. Zij zijn als de echte dichters en kunstenaars, die alleen leven voor hun kunst, die daarin opgaan en al het overige er om vergeten. Men verhaalt van Edison, dat hij, op den dag van zijn huwelijk zich na de trouwplechtigheid afzonderde in zijn werkplaats en daar acht en veertig uren aan één stuk aan den arbeid bleef zonder meer aan zijn vrouw te denken. Als dat waar is, zal het wel het toppunt zijn van uitvindersafgetrokkenheid.
Ook de man van ons tafereel is zoo'n uitvinder, die zich op zijn zolderkamertje, te midden van zijn instrumenten en toestellen, de gelukkigste der stervelingen voelt. Als hij daarmee maar ongestoord mag bezig blijven, denkt hij er niet aan, dat buiten de zon schijnt en de menschen zich verlustigen in het leven. Hij verlangt van dat leven niets: de voldoening, die hij vindt in de scheppingen van zijn vernuft, is hem genoeg.
Zulke uitvinders blijven als de echte kunstenaars vreemd aan de wereld buiten hen; die interesseert hen niet. Zij scheppen zich een eigen kleine wereld om zich heen. Vandaar dat zij, hoe schrander en vindingrijk ook in al hetgeen hun arbeid betreft, vaak onbeholpen en verlegen staan, als zij buiten dien kring treden. Zij kennen de menschen niet met al wat hen drijft en beweegt; zij blijven altijd als groote kinderen en vandaar, dat zij ook dikwerf het slachtoffer worden van sluwe uitbuiters, die zich met hun uitvindingen verrijken.
De schilder Victor Guétin biedt ons de type van zoo'n wereldvergeten uitvinder, op zijn schoone schilderij vol realisme, maar toch ook vol poëzie.