De reis van den Duitschen keizer naar het heilig land.
Evenals de Duitsche keizers der middeleeuwen ter kruisvaart togen naar het Heilig Land, zoo wilde ook keizer Wilhelm, de Reisekaiser, een reis naar Jerusalem ondernemen. En beoogden zijn voorgangers uit vroeger eeuwen met die vrome tochten de bevrijding der Christenen uit de macht der ongeloovigen en de uitbreiding van hun eigen gebied en gezag, ook keizer Wilhelm zal zijn Jerusalemsche reis wel niet zonder politieke oogmerken ondernomen hebben. De Franschen, die trouwens allicht het ergste van hem denken, verbeelden zich in elk geval dat hij er op uit is, zich een protectoraat over de Christenen in het Oosten aan te matigen, waarop zij meenen de oudste rechten te kunnen doen gelden. Het was voor hen dan ook een groote geruststelling, toen de H. Vader, in zijn brief aan kardinaal Langénieux, duidelijk te verstaan gaf dat de Fransche invloed behoort gehandhaafd te worden in die plaatsen, waar zij zich dien van ouds verworven hebben. Intusschen mag de Fransche regeering wel toezien dat zij dien niet door eigen achteloosheid laat te loor gaan, terwijl andere mogendheden als Duitschland, Engeland en Rusland alle pogingen aanwenden om hun invloedssfeer in het Oosten uit te breiden.
Aan de Fransche ordesgeestelijken en missionarissen, die zich aan de Christenen van het Heilig Land wijden, ligt het niet, wanneer daar langzamerhand de vlag van het katholieke Frankrijk zou moeten wijken voor die van niet-katholieke mogendheden. Zij ijveren genoeg voor de voortplanting en instandhouding van het Catholicisme in die streken, door de aardsche omwandeling van den Verlosser zelf geheiligd. Maar de onderscheiden protestantsche secten zitten evenmin stil en, ondersteund door rijke giften uit Europa, openen zij te Jerusalem, te Nazareth, te Bethlehem, de eene school na de andere, stichten er de eene kerk voor en de andere na.
Ook keizer Wilhelm gaat te Jerusalem een nieuwe evangelische kerk inwijden en tot bijwoning dier plechtigheid heeft hij vertegenwoordigers van alle protestantsche kerkgenootschappen uitgenoodigd. Ook de Nederlandsche Hervormde Kerk zal daarbij vertegenwoordigd zijn.
Van de kerk geven wij in dit nummer een afbeelding. Zij is ontworpen door den Geheim Oberbaurath Adler te Berlijn, maar, naar men wil, zou de keizer, die, zooals men weet, nagenoeg alle kunsten als dilettant beoefent, zelf aan de uitwerking der plannen niet vreemd wezen; met name de klokketoren, die zich nogal eigenaardig van de overige Jerusalemsche kerkgebouwen onderscheidt, zou een schepping van hem wezen. Overigens sluit het gebouw, gelijk de teekening doet zien, zich in bouwtrant vrij wel aan bij hetgeen men in het Oosten gewoon is te zien.
Daarvan kan de lezer zich al aanstonds overtuigen door vergelijking van het nieuwe gebouw met de oude, die zichtbaar zijn op het schilderachtige landschap op blz. 252. Wij herkennen dezelfde koepels, dezelfde smalle en diepe rondboogvensters, denzelfden massieven bouw van gehouwen natuursteen.
Dat landschap geeft ons meteen een goed denkbeeld van het zonnige Oostersche land met zijn wiegelende palmen en donkere cypressen, met zijn witte huizen, zijn koepels en slanke minarets, helder afstekende tegen den blauwen, licht bewolkten hemel. Het vertoont ons de omgeving van de zoogenaamde ‘heilige bron,’ een soort gemetselden vijver, aan welks water door de Muzelmannen een bovennatuurlijke geneeskracht wordt toegeschreven, waarom zij die stille plek bij voorkeur uitkiezen voor hun godsdienstige wasschingen. Enkelen zien wij, eerbiedig gebogen, in het gewijde water baden; anderen naar Oostersch gebruik, op een stuk tapijt neergeknield, hun gebed verrichten; weer anderen in de schaduw van het hooge geboomte neergehurkt.
De gebouwen, die wij in het rond bemerken, zien er vervallen uit, gelijk dat in de Oostersche steden veelal het geval is. Tegen de komst van den Duitschen keizer heeft men echter in Jerusalem en op andere plaatsen, waar hij verwacht wordt, zijn best gedaan om het àl te bouwvallige en verwaarloosde in beteren staat te brengen, de wegen te effenen, bruggen en steigers aan te leggen, kortom te zorgen dat alles er een beetje fatsoenlijk uitziet.
Te Constantinopel heeft de sultan voor de weinige dagen, die de keizer daar vertoeft, zelfs een splinternieuw paleis laten bouwen, dat verscheidene millioenen moet gekost hebben, - iets wat de berooide schatkist van den Grooten Heer nu juist geen goed zal doen.
Aanvankelijk was de aankomst van den keizer te Constantinopel op 17 October bepaald, maar later werd dit tot 21 October verschoven. Waarschijnlijk zullen daardoor de overige datums van aankomst op de verschillende plaatsen wel zijn achteruitgezet; maar wij dienen ons nog tot het oorspronkelijk vastgestelde reisplan te bepalen.
Volgens dat plan zou de keizer, die van de keizerin en een groot gevolg vergezeld is, den 25en October te Haifa zijn aan den voet van den berg Carmel. Daar neemt de bekende firma Cook & Zonen, die al zooveel karavanen veilig door het Heilige Land gevoerd heeft, de leiding van de reis op zich. 't Is de eerste maal, dat zij een keizer onder haar klanten heeft; wel heeft zij al meermalen prinsen en prinsessen tot geleide gestrekt en soms gezelschappen van wel duizend pelgrims vervoerd, maar op een zoo hoog gezelschap als ditmaal heeft zij zich nog nimmer kunnen beroemen. Men kan er zeker van zijn, dat zij wel haar beste beentje zal voorzetten om te zorgen, dat de keizerlijke reizigers geen klagen hebben en zij in het hart der woestijn al het noodige zullen terugvinden van hun paleis te Berlijn.
Den 26en October zal het gezelschap, volgens genoemd reisplan, den tocht maken langs de kust van Cesarea om den 27en Jaffa te bereiken, het beroemde Joppa van de Schriftuur.
Van Jaffa naar Jerusalem loopt een spoorlijn, maar de keizer is niet gekomen om in een waggon te zitten. Na te Jaffa het huis van Simon en andere historische merkwaardigheden te hebben bezichtigd, vertrekt hij te paard naar Jerusalem, kampeert des nachts onderweg te Latrun en houdt den 29en, 's middags om een uur, zijn intocht in de Heilige Stad.
Aan de Jaffapoort stijgt het gezelschap af, om te voet een bezoek te gaan brengen aan de kerk van het Heilig Graf.
Op Zondag 30 October is er godsdienstoefening te Bethlehem, bezoek aan den hof van Gethsemane en in den namiddag godsdienstoefening op den Olijfberg.
Op Maandag 31 October heeft de wijding plaats van de evangelische kerk, het eigenlijke doel der reis. Vandaar vertrekt de keizer naar Jericho, waar het kamp wordt opgeslagen.
Op 1 November bezoek aan de Doode Zee en den Jordaan; 2 en 3 November brengt het gezelschap te Jerusalem door om den 4en een bezoek te brengen aan het klooster te Marsala.
Op 5 November terugkeer naar Jaffa en den 7en te Haïfa, van waar in twee dagen tijds al