zorgvuldig nagebootst naar afbeeldingen op oude prenten van den slag bij Nieuwpoort.
Een vendel uit den tijd van prins Maurits sloot deze voorstelling van den strijd te land, waarop nu de strijd ter zee zou volgen.
Hadden de eerste tafereelen de dagen van bangen kamp in herinnering gebracht, nu was het de beurt aan de zegepraal en de hoogste ontwikkeling van Hollands grootheid en macht. Wie van Hollands glorie spreekt, denkt het eerst aan zijn roemrijke helden ter zee. Hier verschenen zij alle, De Ruyter, Tromp, Evertsen, Van Galen en nog zoovele anderen, wier namen als sterren op de geschiedbladen flonkeren, gezeten op een grooten zegewagen, in den vorm van een ouderwetsch galjoen. Zegevierend droegen de admiralen de vlaggen in de hand, op den vijand veroverd.
Hun zegewagen werd voorafgegaan door vlaggedragers en Noordpoolvaarders als Heemskerk en Barends en gevolgd door een groep, voorstellende Neerlands handelsbetrekkingen in Oost en West. Hier zag men vreedzaam in gezelschap Chineezen en Japaneezen, Negers en Turken, Arabieren en Laplanders en boven alles uitstekend een kameel, die heel gemoedelijk in den optocht meestapte.
Daarna kwamen de grondleggers van het Nederlandsche gezag in Indië, de eerste gouverneurs-generaal, de ontdekkers, een groep zoogenaamde ‘bijltjes’ of scheepstimmerlieden van de landswerf, en eindelijk Joan Maurits, de gouverneur van Brazilië, omringd door raadslieden, inboorlingen van Brazilië en matrozen.
Eenige trompetblazers en klaroendragers benevens een groot muziekkorps besloten deze groep.
De derde hoofdgroep rangschikte zich om Frederik Hendrik, den stededwinger. Zij werd door een vendel uit dien tijd, door de herauten van 's-Hertogenbosch, Breda, Maastricht en Grol en vaandeldragers met veroverde Spaansche vlaggen geopend.
De roemrijke stadhouder met zijne knapen, werd gevolgd door Willem III en den grooten keurvorst. Daarna verschenen in een zeventiende-eeuwsche staatsiekoets Amalia van Solms, Louise Henriette en Maria Stuart. Dit gedeelte werd voorafgegaan door een Engelsche lijfwacht in Staatschen dienst en gevolgd door een Brandenburgsche lijfwacht in Staatschen dienst.
Nu kwamen de vertegenwoordigers van Hollands grootheid op het gebied van wetenschappen en kunsten: eerst een groep van uitvinders met een zegewagen, waarop een oude drukpers, herinnering aan Laurens Coster. Dan een groep ingenieurs, bouwkundigen, klokkengieters, vestingbouwkundigen, met vier blazoendragers van de rederijkerskamers In lief de bloeyende en Kosters Academie.
Nu waren de meesters van het woord aan de beurt: Vondel, Hooft en hun medepoëten, gevolgd door een groep voorstellende het landspel de ‘Leeuwendalers,’ dat indertijd werd opgevoerd ter viering van den Munsterschen vrede. In dit feestjaar, nu het juist 250 jaar geleden is, dat die vrede gesloten werd, mocht zeker deze groep niet ontbreken.
Ten laatste kwam de schilderafdeeling. Achter Rembrandt, Ruysdael en Flinck verschenen in levenden lijve al de personages, afgebeeld op de zoogenaamde ‘Nachtwacht?’ En evenzoo volgde achter Van der Helst de ‘Schuttersmaaltijd,’ door levende personen voorgesteld. Bij deze kunstenaarsgroep sloten zich aan de goud- en zilverdrijvers Vianen en Lutma, vergezeld van een zestal knechts, met gouden en zilveren voorwerpen. Op een zegewagen zaten de Ijdelheid, de Kunst en de Smaak, door bevallige vrouwenfiguren afgebeeld, terwijl voorop eenige gezellen bezig waren de laatste hand te leggen aan een gedreven vaas.
Eindelijk volgden nog Frans Hals, Mierevelt, Dou enz. met een levende voorstelling van een der beroemde schuttersstukken uit Haarlem, namelijk de ‘St.-Adriaansdoele.’ De groep werd besloten door Jan Steen, Ostade, Cuyp en Bol en - tot aardige afwisseling - een wagen, waarop een der grappigste tooneeltjes van Jan Steen, namelijk de ‘kiezentrekker’, werd voorgesteld.