Van de inhuldigingsfeesten te Amsterdam.
Wij kunnen nog geen afscheid nemen van de inhuldigingsfeesten. Er zijn nog treffende momenten, die vereeuwigd moeten worden, opdat de lezers der Illustratie zich nog na jaren door het aanschouwen onzer gravures de heuglijke en indrukwekkende gebeurtenis voor den geest kunnen terugroepen.
Had het trouwe volk zijn koningin op den weg van het station naar het Paleis op den Dam luide toegejuicht, het wenschte haar ook op het balkon van haar paleis te zien, om nog eens zijn geestdrift voor de draagster van het hoogste gezag lucht te geven in klanken, die bij haar een onuitwischbare herinnering zouden achterlaten.
Duizenden en duizenden vulden den Dam tot aan de kleine steentjes voor het Paleis, allen onafgewend den blik naar één punt gericht, in afwachting van de lieflijke verschijning. Daar verscheen ze, lieftallig als altijd, en terwijl haar Moeder zich bescheiden op den achtergrond hield, wuifde zij met haar zakdoek de geestdriftige menigte toe, die in een donderend ‘Leve de Koningin!’ uitbrak. Het was een onvergetelijk oogenblik.
Nog treffender is het moment, dat onze volgende gravure afbeeldt. Hier geen geestdriftig juichende menigte, maar de koningin te midden der vertegenwoordigers des volks, der hoogwaardigheidsbekleeders en hooge genoodigden, om als souvereine gehuldigd te worden.
Hier is ernst, hier is majesteit. Voor God heeft de koningin gezworen, dat zij de onafhankelijkheid en het grondgebied des rijks zal