het eerevoorzitterschap werd opgedragen en tevens besloten werd, een twaalftal aanzienlijken uit Amsterdam uit te noodigen, een eerecomité te willen vormen, dat van advies kon dienen en tevens tot waarborg strekken voor den ordelijken gang van zaken.
illuminatie der nederlandsche bank met electrisch licht, tijdens de inhuldigingsfeesten. Naar een voor de Belg. Ill. door de firma Roeloffzen, Hubner & Van Santen genomen photographie.
Allereerst moest men zich nu vergewissen of Hare Majesteit het ontworpen huldebewijs zou gelieven te aanvaarden, en na lang over en weer schrijven tusschen het bestuur en Harer Majesteit particulieren secretaris, mocht men eindelijk de toezegging ontvangen, dat de Koningin, zoo niet bij de inhuldigingsplechtigheid, dan toch later het geschenk in ontvangst wilde nemen En die toestemming werd bevestigd in 1897, toen de gezanten uit de vereeniging bij Hare Majesteit ter audiëntie werd toegelaten en uit den eigen mond der Vorstinnen vernemen mocht, hoezeer het plan haar welgevallig was.
Nu kwam het er maar op aan, voor de gelden, die inmiddels al ruim toevloeiden, iets te laten vervaardigen, dat de verheven bestemming waardig was. De heeren Spyker waren al aanstonds van oordeel, dat voor dit vaderlandsch geschenk ook de vaderlandsche kunst en nijverheid behoorden aangesproken te worden, zoodat het werk aan de Nederlandsche werklieden ten goede kwam. Verschillende industrieën moesten toch elkander de hand reiken tot de vervaardiging der gouden koets. Zoo leverden Van den Bossche en Crevels het beeld- en boetseerwerk, P. Buwalda en Co. het Indische djattihout, waaruit het rijtuig moest worden getimmerd, Krantz en Co. te Leiden het laken, waarmee het moest worden bekleed, C.W. van der Meer te Leiden het marokijnleer, H.A. Schmier en Co. te Leiden het verdere leer, S. Schagen te Amsterdam het kapleer; Hocker en Zoon te Amsterdam het zilverwerk; Jacob Roos en Co. en H.A. Drieman, beiden te Amsterdam, het passementwerk; Jos. Kneepkens te Amsterdam de goudstiksels; W. Stevens te Rotterdam het tapijtwerk; de gebroeders Koch te Amsterdam het verguldwerk; W L. Walraven te Amsterdam de decoratieschildering; De Ruiter Walck te Amsterdam het gebogen en geëtst glas; de gebroeders Bos te Amsterdam laken en trijp; H. en J. Suyver en Co. te Amsterdam het benoodigde phosphorbrons; J.L. Hassolt te Amsterdam het ivoorwerk en Becht en Dyserinck te Amsterdam de bronswerken.
illuminatie der heerengracht te amsterdam, tijdens de inhuldigingsfeesten. Naar een voor de Belg. Ill. door de firma Roeloffzen, Hubner & Van Santen genomen photographie.
Het kunstnaaldwerk, ter waarde van duizenden guldens, werd onder leiding van mevrouw Van Emsteede, bestuurster der kunstnaaldwerkschool te Amsterdam, naar teekeningen van professor Sturm, uitgevoerd door Amsterdamsche meisjes en vrouwen, alsmede door de leerlingen der kunstnaaldwerkschool, door de leden van ‘Arbeid adelt’ en ‘Tesselschade,’ de verpleegden van het Roomsch-katholiek Maagdenhuis, het Burgerweeshuis enz.
Alzoo mag de Nederlandsche nijverheid zich beroemen, geheel alleen dit nationaal kunststuk te hebben vervaardigd, waarvoor zelfs de grondstoffen zooveel mogelijk uit Nederland en zijn koloniën werden betrokken. Natuurlijk moest men voor het goud der verguldsels elders aankloppen.
Wat den stijl betreft, koos men de Hollandsche renaissance, zonder daarom juist een oud-Hollandsch rijtuig te maken, dat natuurlijk slecht aan de tegenwoordige behoeften voldoen of bij de hedendaagsche kleederdracht passen zou. Op verlangen van Hare Majesteit werd de koets verder zoo hoog boven den grond gemaakt dat de koningin, wanneer zij er in rijden zal, gemakkelijk haar volk zal kunnen zien, evenals het volk daardoor in de gelegenheid wordt gesteld zijn vorstin te aanschouwen. Van binnen moest ze daarbij zoo hoog zijn, dat de koningin er rechtop in kon staan, zonder gevaar haar hoofdtooisel te beschadigen. En eindelijk mocht ze weer niet zoo hoog worden, dat het binnenrijden van poorten of doorgangen er door bemoeilijkt werd.
Met al deze eischen is bij den bouw rekening gehouden zonder dat de goede proportiën uit het oog werden verloren. De koets hangt op een dubbel stel veeren met hangriemen, waardoor de onaangename schommeling bij het stapvoets rijden en het herhaald inhouden der paarden voorkomen wordt.
de gouden koets.
Geschenk van het Amsterdamsche volk aan H.M. Koningin Wilhelmina. Reproductie voor de Belg. Ill., naar een photographie vervaardigd door de firma Roeloffzen, Hübner & Van Santen.
Van buiten is de koets keurig beschilderd door N. van der Waay, hoogleeraar aan 's Rijks Academie voor beeldende kunsten. Het paneel rechts stelt voor de hulde van Nederland en vertoont de figuren van vrede, onderwijs, ge loof, landbouw, veeteelt, handel, nijverheid, muziek, dichtkunst, wetenschap en beeldende kunsten, eindelijk het recht, geleid door de wijsheid en geschraagd door het leger, de tucht en de orde.
Het paneel links, voorstellende de hulde der koloniën, geeft de Nederlandsche maagd te zien, met de schatten van Oost en West aan haar voeten en de wapens van Oost- en West-Indië in de handen; verder een Indisch vorst en verdere Indische waardigheidbekleeders omgeven door inlanders, hun hulde en geschenken aanbrengende; eindelijk de figuren van beschaving en ontwikkeling.
De voorzijde der koets geeft een zinnebeeldige voorstelling van de toekomst, terwijl de achterzijde de historie, dus het verleden in beeld brengt.
Boven op de koets prijkt een beeldgroep, de vier voornaamste bedrijven voorstellende, die de volkswelvaart uitmaken en de kroon van Oranje hoog houden, namelijk de handel, de arbeid, de scheepvaart en de landbouw.
Een verdere beschrijving der onderdeelen zou, zonder afbeeldingen, door den lezer moeilijk te volgen zijn. Wij eindigen daarom met te zeggen dat de goude koets, volgens het eenparig oordeel der kenners, een waar kunststuk in haar soort mag genoemd worden, en met den wensch uit te spreken, dat de Amsterdamsche burgerij menigmaal het genoegen moge smaken de beminde vorstin in dat vorstelijk staatsierijtuig door hare straten te zien rijden.